De opera Le nozze di Figaro uit 1786 van componist Wolfgang Amadeus Mozart en librettist Lorenzo da Ponte is behalve nog zoveel meer ook een studie in het voorbijgaan van de tijd. Een sopraan kan deze opera haar hele werkende leven zingen: zij begint als het piepjonge meisje Barbarina, wordt dan de jonge vrouw Susanna, vervolgens de rijpe Gravin Almaviva en ten slotte de oudere Marcellina.

Dat voorbijgaan en ook weer stilstaan van de tijd is het uitgangspunt geweest van een kleine, mooie, verrassende productie van de Nationale Reisopera in samenwerking met de Opera Studio Nederland en het Valerius Ensemble: Figaro in four quartets, geïnspireerd op muziek van W.A. Mozart en gedichten van T.S. Eliot.

De Nozze di Figaro is natuurlijk een van de allermooiste opera’s, maar er zitten twee nadelen aan. Hij is als hij zonder coupures wordt uitgevoerd, wat tegenwoordig gebruikelijk is, wel erg lang, bijna vier uur. En de hoeveelheid elkaar opvolgende intriges is ook een beetje te groot. Reisopera en Opera Studio hebben beide problemen in één keer opgelost. Ze hebben de opera ingekort tot een handzame anderhalf uur en de intriges van elkaar bedriegende of bijna bedriegende personen spelen nauwelijks of geen rol, hoogstens in wat mooie, eenvoudige dansjes.

Daarvoor komt heel wat in de plaats. In de eerste plaats de acteur Daan van Dijsseldonk met Engelse gedichten van T.S. Eliot uit diens verzameling Four quartets (1936-1943), die allemaal gaan over het verloop van de tijd, over een begin dat vaak een einde is en over een einde dat een begin kan zijn. Over tijdsverloop, maar ook over een poging de tijd te laten stilstaan.

Deze gedichten zijn niet alleen erg mooi, maar zijn hier ook bijzonder toepasselijk. Acht zangers, allen even jong, spelen vier paren, die ook vier levensfases vertegenwoordigen: Cherubino en Barbarina zijn nog bijna kinderen; Figaro en Susanna staan op het punt van trouwen; de graaf en gravin Almaviva zijn al wat ouder en enigszins op elkaar uitgekeken; Bartolo en Marcellina zijn oude mensen, de ouders van Figaro.

Dat jonge mensen personen van verschillende leeftijden spelen is al spannend, maar door hun kleren (Elena Werner) worden ze ook nog in verschillende tijdperken gezet: de jonge mensen in het heden, de iets oudere in de twintigste eeuw; de graaf en de gravin in de negentiende en de oude mensen in de achttiende eeuw.

Op een andere manier vertegenwoordigen ze ook de seizoenen, een opeenvolging van lente, zomer, herfst en winter. Dat gebeurt door een heel vernuftig, fraai en verrassend decor, dat bestaat uit witte panelen waarop video’s worden geprojecteerd. In de lente zien we bloemen bloeien aan de bomen, er komen blaadjes voor in de plaats als het zomer is, de blaadjes worden rood en vallen af in de herfst en de kale takken worden besneeuwd als het winter is geworden. Omdat de projecties over de zangers heen vallen, worden ze soms omklemd door takken, of staan ze tussen vallende blaadjes en sneeuwvlokken. Of ze worden gevangen in een mathematisch patroon.

Het is fraai en verrassend, maar ook heel zinvol. We hoeven helemaal geen uitleg te krijgen, maar horen en zien jonge zangers van de Opera Studio tussen de panelen bewegen (regie: Timothy Nelson) en de mooiste aria’s en ensembles uit de opera zingen (Martin Nagashima Toft dirigeert een pianokwintet uit het Valerius Ensemble). Ze vertellen een heel ander verhaal dan de opera normaal doet en op die andere manier gaat het toch over hetzelfde: de frisheid van de jeugd, de weemoed van het ouder worden, de poging elkaar in liefde vast te houden en de woede als dat mis gaat.

Nicolas Mansfield, die volgend jaar intendant wordt van de Reisopera, belooft dat deze prachtige productie volgend voorjaar terug zal komen en dat de samenwerking zal worden voortgezet: ‘Want samenwerking is de nieuwe concurrentie en onze gemeenschappelijke vijand is de onverschilligheid.’ De beide ensembles die in hun bestaan worden bedreigd laten zien dat ze samen tot heel veel moois in staat zijn.

foto: Bastiaan van Musscher