Is dat het nieuwe theater: koptelefoons, installaties en toeschouwers die zelf de personages zijn? Rimini Protokoll uit Berlijn, het collectief dat centraal staat tijdens het festival Brandstichter 2017 in de Stadsschouwburg Amsterdam, is behoorlijk gecharmeerd van het fenomeen. Ook in Evros Walk Water – Ein Cage Re-enactment klemt een koptelefoon op ons hoofd en spelen de toeschouwers de baanbrekende compositie Water Walk van John Cage (Milaan, 1960) na. Voorafgaand zien we de befaamde televisieopname waarin Cage muziek maakt met gieters, een snelkookpan, ijsklontjes in de blender en badwater.

De toeschouwers staan gegroepeerd rondom een rubberen bootje. Dat is een mooi beeld, zeker als je oog opeens valt op de namen die op het rubber staan: Bestway en Voyager 500. Jongensstemmen fluisteren in je oor dat zij vluchtelingen zijn die de beruchte grensrivier tussen Turkije en Griekenland zijn overgestoken. Ze zijn afkomstig uit Irak, Afghanistan en Syrië. Welk van de vijftienjarige jongens het ook vertelt, het relaas van hun tocht is aangrijpend.

Beklemmend is de scène waarin de mensensmokkelaar, die hen met het rubberen bootje overzette, met een mes de boot lek sneed en de vluchtelingen overdroeg aan de politie. Of de jongen die, nietsvermoedend, op een schoolfeest flesjes bier verkoopt aan de politie die daarom vraagt. Iedereen wordt dronken, inclusief de burgemeester en de gebedsomroeper van het Irakese dorp. De jongen wordt de volgende ochtend door diezelfde agenten gearresteerd, hij is pas twaalf. Hij komt in de gevangenis terecht en zal op zijn achttiende worden gestenigd. Op onnavolgbare wijze legt regisseur Daniel Wetzel van Rimini Protokoll de grimmige schaduwzijde, de tragiek en eigenlijk ook het failliet van Fort Europa bloot.

Mede door de indringende stemmen van de jongens, die eerst in hun eigen taal spreken en daarna in vertaling hun levensgevaarlijke avonturen vertellen, ontstaat bij de toeschouwer een diepe schaamte: dat dit mogelijk is aan de rand van het welvarende Europa. Maar omdat de jongens als vluchteling niet mogen reizen, kunnen zij de compositie van Cage niet uitvoeren. De reden dat de jongens, die leven in een vluchtelingenhuis in Athene, kiezen voor Water Walk is omdat ze dit stuk een keer op televisie zagen en er heel blij van werden. Ze spreken hun teleurstelling uit dat ze zelf niet in de schouwburg aanwezig kunnen zijn de compositie uit te voeren.

Ondertussen zijn de toeschouwers druk in de weer de aanwijzingen via de koptelefoon te volgen. De een plaatst een vaas bloemen in de rubberen boot en giet er water overheen, net zoals Cage dat deed. De ander maakt lawaai met een speelgoedgeweer, de derde bespeelt de prepared piano, weer een ander draait de startknop van een ouderwetse bandrecorder aan en uit. Per toerbeurt mag elke bezoeker iets bijdragen aan het geluidsuniversum van Cage. Hoe origineel het idee van de Cage Re-enactment ook is, voor mij werkte het niet echt. Wat Cage met zijn Water Walk kan en deed, dat kunnen wij niet. Het is zijn oorspronkelijke vondst en die kan je niet nabootsen, evenmin als dat je een schilderij van Karel Appel kunt nabootsen omdat het zo eenvoudig lijkt.

In tegenstelling tot Situation Rooms ligt er achter Evros Walk Water een denkfout, namelijk dat Cage is te imiteren, zelfs of juist door ongeoefende toeschouwers. De opdrachten die de toeschouwers krijgen leiden bovendien af van de werkelijke teksten, die ontegenzeggelijk van hoge kwaliteit zijn. Nu moeten we op een stapel autobanden gaan zitten en die heen en weer bewegen, alsof het de wielen van een tractor zijn waarmee de vluchtelingen reisden. Of we moeten met een speelgoed-Ferrari het geluid maken van gierende banden. Aan het slot krijgen we enkele verlossende woorden te horen: alle jongens zijn goed terecht gekomen, ze zijn zelfs tot in Denemarken gekomen. Mooier nieuws is niet denkbaar. Maar hiermee is niet goedgepraat dat installaties de nieuwe theatrale toekomst vormen; daarvoor is het artistiek gezien beneden de maat. Toeschouwers zijn geen uitvoerende kunstenaars.

Foto: Daniel Ammann