In Everything must be interpreted as intensity bevraagt theatermaakster Francesca Lazzeri de intensiteit waarmee mensen hun projecten in de wereld doorzetten ten koste van de rest van de schepping. Ze doet dit niet met politieke argumenten, maar als in een gedicht. Ze kiest voor drie sterke beelden op rij: het ongelijke gevecht van de viervoeter met de tweevoeter, het bouwen van een bloedbad en het ridiculiseren van overconsumptie. Nergens doet de voorstelling dramatisch, al heeft iedere scène een uitgesproken intensiteit. Fysiek, visueel, handelend – de beelden worden sec en sober gebouwd. Pas na afloop dringt tot mij de portee van Lazzeri’s voorstel door.

Dennis Tiecken en Hidde Aans vechten als herten, met de koppen gedoken in elkaars nek, de armen strengelend bij gebrek aan gewei. Het jongensachtige geworstel verandert aanmerkelijk van toon wanneer de mannen om en om het gevecht voortzetten op handen en voeten. Het gevecht gaat nu om weigering en het verzet jegens een beukende ander. De viervoeter weet zich staande te houden, maar kan zich ook niet aan het gesleur en gesjor van de ander onttrekken. In de worsteling valt de rug van de ‘underdog’ bloot. Het doet denken aan hoe miljoenen en miljoenen dieren eindigen in de vitrine van de slager om de hoek of in de schappen van supermarkten: ontdaan van poten, staarten en hoofd, zien wij slechts de roze romp.

Lazzeri brengt de gigantische discussie over de ethische kanten van de desastreuze exploitatie waarop een groot deel van de wereldeconomie is gebaseerd, terug tot een aantal simpele en uitputtende handelingen. Het tweede ‘handelende’ beeld is eigenlijk vooral een super esthetische geste, waarbij roodgekleurd water uit het grid valt in een door de drie performers fluks opgesteld bekken van theatervloer en wat latten. Het water produceert schuim dat naarmate de kraan harder opengaat prachtige patronen tekent in het rood. Materie en zwaartekracht, de natuur die een enorme schoonheid produceert – het is iets waaraan we ons graag vergapen, maar dat zodra het etenstijd wordt het onderspit moet delven. Wanneer de kraan dichtgaat, verdwijnt de dynamiek en lost de schuimende tekening op in een stilstaand rood. Een paar laatste druppels geven het geheel een naargeestig hol gevoel mee.

Ook de derde scéne met Christina Flick maakt gebruik van uitputting. Hier opnieuw een beeldschoon beeld, dat nu doorkruist wordt door een absurde handeling. Flick drinkt liters melk, die lekkend in haar kleding en in het rode water opnieuw prachtig wellende patronen maken en haar tengere lichaam zelfs een sexy wet-shirt effect geven. De letterlijkheid waarmee hier overconsumptie van dierlijk materiaal wordt verbeeld, heeft iets stompzinnigs. Zo nu en dan een boer latend, werpt Flick de plastic melkpakken om zich heen. Het beeld werkt, niet alleen omdat het veelzeggend is, maar ook door de eenvoud van de constatering dat we dit allemaal weten, en vervolgens niet in staat lijken er ook maar iets aan te doen.

Schepping is misschien niet het goede woord, wanneer je het hebt over de relatie tussen mens en andere dieren, planten, grondstoffen en processen in de natuur. Het komt voort uit een antropocentrisch wereldbeeld, patriarchiaal, de mens als man, geschapen naar het evenbeeld van god, rentmeester, baas in relatie tot zijn bovenbaas. Zonder de bijsluiter te lezen van deze voorstelling zou je als toeschouwer behoorlijk verloren kunnen lopen, en je afvragen waarom mensen zichzelf en elkaar dit aandoen. Het is precies het weglaten van die existentiële, menselijke als te menselijke toon die Everything must be interpreted as intensity zo interessant maakt. Als we de intensiteit van andere dieren en dingen zouden kunnen waarderen, onszelf als zodanig zouden kunnen beschouwen, zou de wereld er allicht heel anders uitzien.

Foto: Bas de Brouwer