Het eerste programma van de winnaar van het Leids Cabaret Festival 2015, Thijs van de Meeberg, is een mooi zelfonderzoek naar goedertierenheid. Zijn spel is daarbij weinig conventioneel, en iets meer rust daarin zou de voorstelling meer in balans kunnen brengen.

Terwijl Thijs van de Meeberg (1988) nietsvermoedend door het park fietst, wordt hij wat intimiderend toegeschreeuwd. Niet per se kwaadwillend, wel overtuigend genoeg om even later bij ‘Activiteit’ van een instelling aanwezig te zijn. Dat houdt in: midden tussen andere mensen met het syndroom van Down vingerverven met een schort om. Het is het startschot van een verregaande introspectie.

Dat begint eigenlijk al in zijn vroegste jeugd. Zo vertelt Van de Meeberg over zijn hockeycoach Frank, die alvast een beetje richting in het leven van de jonge Brabander probeert aan te geven. Door zichzelf drie vragen te stellen, zou elke handeling of gedachte moeten bijdragen aan een volgende weldoordachte keuze. Dit als gevolg van het gebrek aan hockeytalent bij Van de Meeberg, die echter, uit respect voor zijn fanatieke ouders, er niet mee durft te stoppen.

Het is precies deze loyaliteit en plichtsgetrouwe houding die hem vaak in de weg zit. Aan de andere kant heeft Van de Meeberg ook te maken met zijn driften. Als hij een groepsbegeleider bij ‘Activiteit’ beledigt, wordt hij ter bezinning in de isoleercel gezet. Wat volgt, zijn contemplaties die wat wisselend van niveau zijn.

De overgangen tussen zijn momenten in de isoleercel – macaber weergegeven met een enkele spot op Van de Meeberg, terwijl hij ineengedoken op een kruk zit – en zijn gespeelde herinneringen zijn erg sterk. Bijvoorbeeld wanneer hij vertelt over de sollicitatieprocedure bij snackbar Smullers, zijn kennismaking met burlesque of zijn ontmoeting met een zekere Jordy op het station. Deze afwisseling vormt een mooie rode draad in de voorstelling. Telkens probeert Van de Meeberg bij zichzelf na te gaan of hij zichzelf en anderen nog wel kan vertrouwen, en waar zijn wantrouwen jegens anderen op gebaseerd zou kunnen zijn. Van de Meeberg wil alleen maar goed doen. ‘Ik wil niemand kwetsen’, oreert hij meermaals.

Toch is het jammer dat Van de Meeberg vooral veel wil vertellen, en niet zo nu en dan een uitgebreider intermezzo inbouwt om wat meer reliëf en rust aan te brengen. Bewust stiltes aanbrengen of muziek onder tekst zou het geheel net iets meer esthetiek geven. Het gemak waarmee hij op het podium staat, compenseert dat enigszins en laat zien dat Van de Meeberg zeker wat in zijn mars heeft.

Foto: Roxanne Hellevoort