Op het voortoneel ligt een waaier aan kranten uitgespreid, goede en foute kranten, collaborerende kranten en verzetsbladen. De grens tussen goed en fout is in bezettingstijd nauwelijks te trekken. Dit is voor regisseur en schrijver Roeland Hofman het uitgangspunt van zijn voorstelling Een oorlog om in te wonen. In kranten zoekt hij inspiratie om het idee van de vloeiende grens tussen goed en fout nader te onderzoeken.

Een terechte keuze. Want kranten zijn als seismografen van de werkelijkheid: ze registreren niet alleen, ze duiden ook, interpreteren. En een krant kan meer: tendentieus zijn. Actrice Judith van den Bergh houdt Volk en Vaderland omhoog, tussen 1933 en 1945 het weekblad van de Nationaal-Socialistische Beweging in Nederland (NSB). Ze wijst met duidelijke huiver op antisemitische spotprenten. De voorstelling is uitgebracht in het kader van het onvolprezen initiatief Theater Na de Dam en mede mogelijk gemaakt door De Toneelmakerij.

De belofte van de uiteindelijk ongrijpbare, schimmige waarheid die uiteenlopende kranten bieden, maakt de voorstelling niet helemaal waar. Er is veel associatievermogen bij te pas gekomen om van Een oorlog om in te wonen een samenhangende vertelling te maken. Hofman voert twee personages op, een broer en zus. Naast Van den Bergh treedt Tobias Nierop als acteur op. In een decor bestaande uit kunstdennenbomen dwalen ze rond. In de eerste scène zet Van den Bergh meteen de toon. Verrukt verzucht ze: ‘De oorlog is spannend, romantisch, gevaarlijk.’ De verzetsouders van het tweetal zijn door de Duitsers gevangen genomen en ook zoon en dochter wagen zich in het verzet. Op spannende manier bewegen ze zich door het bos, kloppen aan bij een boer die NSB-er blijkt te zijn. De landverrader geeft door dat de twee kinderen op weg zijn naar Deventer, waar de verzetshelden zich ophouden.

Oorlog is kinderspel, dat is de sfeer van de voorstelling. Als een jongensboek. In de speelstijl zijn de acteurs werkelijk onfeilbaar. Exact en aanstekelijk weten ze een kinderlijke opwinding op te roepen, vooral Judith van den Bergh slaagt daarin uitmuntend. Ze begeven zich naar Drakensteyn waar een geheime nazi-bijeenkomst plaatsvindt. Ze vermommen zich als variété-artiesten die ondertussen alles te weten willen komen van de Markies, een geheimzinnige verzetsheld. Tot hun verrassing treffen ze onder de nazi’s mannen aan, burgermeesters, van wie ze vaderlandslievendheid verwachten, en geen nazistische sympathieën. Maar ze zien het verkeerd: je in het hol van de leeuw begeven en doen alsof je collaboreert, is óók een vorm van verzet. Deze scènes zijn voortreffelijk gespeeld: de beide acteurs nemen meerdere rollen voor hun rekening. Van den Bergh die zangeres moet spelen, weet die sigaren rokende nazi’s te verleiden en misleiden.

Hoogtepunt in tekstueel opzicht is de laatste monoloog van de broer. Tobias Nierop geeft, zwevend op de rand van de dood, een visionaire blik op gruwelijkheden en verschrikkingen, alles wat de oorlog met mensen doet. Hij doet dat koel en onbewogen, liggend op de grond want de nazi’s troffen hem met hun pistool, een Luger. Daarna geeft Van den Bergh een geheel ander verhaal: een poëtische opsomming van alles wat geluk en vakantie en zomer is. Voorspoed die zoveel gedode kinderen nooit zullen meemaken. Twee indrukwekkende monologen die Een oorlog om in te wonen weliswaar prachtig afronden, maar niet kunnen verhullen dat ik als toeschouwer graag tóch meer had willen weten over die kranten. Want dat was per slot het verrassende uitgangspunt.

Foto Roeland Hofman: Nienke Veneboer