‘Wat ik te vertellen heb is poëzie.’ En dat blijkt ook zo te zijn. Een Lolita, een tekst van Bernard Dewulf, vangt de schoonheid en de onvermijdelijkheid van een allesomvattende episode uit het leven van een man en een tienermeisje, Nabokovs beroemde personages Humbert Humbert en Lolita. De zuivere enscenering zonder enige poespas van de afstuderende Belle van Heerikhuizen tilt de poëzie van Dewulfs tekst bovendien boven zichzelf uit.

Hugo Koolschijn staat met zijn voeten in een groot rond waterbassin. Achter hem ligt de veel jongere Mirre Licht op haar buik op een hoog wit blok dat ook in het water staat. Koolschijn vertelt hoe hij de herinnering levend houdt aan hun samenzijn in de periode dat zij ophield kind te zijn en ook nog geen vrouw was. Wij (het publiek) zullen hem wel verachtelijk vinden, gek, monsterlijk, we zullen wel vinden dat hij overdrijft en willen dat hij ophoudt, maar hij overdrijft niet, wij hebben immers niet gezien hoe zij op haar veertiende in het gras lag en hij is pas net begonnen. Hij vertelt hoe hij haar stiefvader, weldoener en minnaar werd, hoe zij giechelend klaarkwam, hoe haar lichaam bibberde, hoe zij alles een glans van vreugde gaf die zijn bestaan rechtvaardigde.

Mirre Licht kijkt, ligt, zit, doezelt en doet alles even loom als vastberaden. Ze belichaamt zijn herinnering, ze is aanwezig en valt hem op een gegeven moment bij, beschrijft haar genot om hem in haar macht te hebben en de gewichtloosheid die elke vrouw ooit, vlak voordat ze volwassen wordt, op haar mooist maakt. Wij kunnen wel boos op hem zijn, maar hij is de enige die dat heeft gezien.

Beide acteurs doen niets anders dan dit verhaal vertellen, hij met hulpeloze pijn in zijn hart, zij met een vlinderlicht weten. Heel af en toe schopt hij tegen het water. Druppels waaieren door de lucht. Dan staan het meisje en de man naast elkaar in het water, op een piano wordt hetzelfde interval telkens herhaald, in de verte klinken heel vaag kerkklokken. Even kijken de man en het meisje elkaar aan. Een adembenemend moment waarin de beklemmende onontkoombaarheid van hun verbintenis en begeerte, en van ons onvermogen om die ooit volledig op waarde te schatten, in de volle diepte voelbaar wordt.

Foto: Sanne Peper