Monnik A: ‘Laten we zingen.’ Monnik B: ‘Vroeger, toen we hier met velen waren, zong ik graag. Dat was mooi. Zullen wij straks nog een laatste keer de vespers zingen in de kerk?’ En dat doen ze, de drie monniken. Zo luid als ze kunnen galmen ze, nee schreeuwen ze de vespers. Want daarna, of misschien morgenvroeg, worden ze opgehaald.

Zij zijn de laatste monniken van een klooster dat wordt opgedoekt. Deze laatste avond doorbreken ze hun zwijggelofte en leren ze elkaar eindelijk eens van een andere kant kennen. Drie Monniken, een voorstelling van Theater Artemis en de Veenfabriek, toont het leven binnen de kloostermuren en het verlangen naar het andere.

In de grappige, monumentale theaterzaal van Het Zonnehuis in Amsterdam Noord houdt de setting het midden tussen een werkplaats, een renovatie en een ruïne. Een paar verdiepingen en treden gemaakt van constructiepijpen, planken, marmer. Er hangt een geur van gips in de ruimte, de papieren zakken die er staan bevatten echter geen stuc maar meel. Het Mariabeeld ligt al ingepakt in bubbeltjesplastic maar neemt nog altijd een centrale plaats in. Het is ontroerend hoe de monniken toch steeds hun best doen haar te groeten als ze langs haar lopen.

De monniken wachten tot ze worden opgehaald. De ene wil niet weg, hij wil sterven tussen deze muren. De ander wil juist graag weg, het leven inhalen dat hij gemist heeft. De derde lijkt het niet zo goed te weten, hij giechelt als hij zich ongemakkelijk voelt. Bert Luppes, Titus Muizelaar en Paul Koek geven prachtig invulling aan hun personages. Koek is schitterend als de onnozele monnik die van weinig iets weet, behalve van geluid. Nauwkeurig luidt hij een prachtige collectie bellen, bedient hij de knoppen en schept zo een ijle sfeer van bijna-stilte.

Luppes’ monnik is de slover, de zuchter, de neuroot. Als het niet gaat zoals het hoort, kun je de zenuwen door zijn lijf zien gieren. Toch wil hij weg, hij wil zijn leven weer opnemen. Wat voor leven dat is, daarvan kan hij alleen dromen. Muizelaar is op zijn beurt innemend als de onorthodoxe blinde monnik die het zwijgen als eerste doorbreekt. ‘Niet zo heilig doen,’ zegt hij. ‘Het zijn maar woorden. De woorden zijn alleen maar woorden.’ ‘Nee!’ roept de ander verschrikt, ‘de woorden zijn alles!’

Regisseur Floor Huygen geeft met behulp van de spelers, geluid en decor invulling aan deze tekst van de Vlaamse schrijver Bernard Dewulf. Dat gaat haar bij vlagen erg goed af. De voorstelling zit vol met prachtige geluidskleinoodjes, grappige beeldvondsten, rake handelingen en ontroerende uitspraken. Het is dan ook jammer dat de afzonderlijke elementen niet in elkaar haken.

Dat ligt voornamelijk aan de tekst, die te lang en te repetitief is. Een half uur korter had best gekund. Maar wat vooral tegenwerkt, is de romantiek waarvan Drie Monniken is doordrenkt. De ene mooie zin volgt op de andere, overdaad schaadt. Natuurlijk: ze gaan de stilte missen, de lange gangen, het ruisen van de pijen. En natuurlijk: ze zijn tegelijkertijd verlangend naar en bang voor de buitenwereld. Maar dat hoeft niet gezegd te worden, dat moet je vooral voelen.

(foto: Kurt van der Elst)

Lees ook het artikel ‘Het rijke leven van de monnik’ in TM april 2012