Bij een verregaande bewerking als de ‘pocketopera’ van Don Giovanni door het Nederlands Blazers Ensemble verheug ik me altijd op Mozart-puristen: kan dat wel? Mag je de opera die ruim vier uur duurt terugbrengen tot ruim een uur? Mag je een aria die hoort bij Leporello zomaar naar Don Giovanni verschuiven? En dan natuurlijk is er de Nederlandse bewerking, waarin Katja Schuurman en Patricia Paay figureren als gewillige vrouwen, evenals woorden als ‘bangalijstje’ voor de befaamde opsomming der vrouwenveroveringen en ‘poezengrijpen’.

Maar bij de uitvoering gisteravond in een overvolle Arnhemse Stadsschouwburg was er van enige terughoudendheid bij het publiek niets te merken, integendeel. De muzikale bewerking van Hans van der Heide en het Nederlandse libretto van Flip Broekman, in de regie van Marleen Prins, maken van Don Giovanni een brutaal-swingende, soms lekker onbesnaarde voorstelling. Tekst en regie maken gebruik van fantasierijke vondsten, zoals Donna Anna die uitroept ‘stoned als een garnaal’ te zijn of de rijdende klapdeur die, net als in de zedenkomedies van Feydeau, zorgt voor afluisterpraktijken en stiekem gegluur.

Broekman bewerkte de opera voor het Nederlands Blazers Ensemble (NBE) met Johanette Zomer (sopraan), Frans Fiselier (bariton) en Bernard Loonen (tenor). Het accent ligt op de wraak van Donna Anna (Johannette Zomer) op de schaamteloze avances van Giovanni. Maar Leporello gaat evenmin vrijuit. Feitelijk zijn het twee schurken in de liefde die op vrouwenjacht en rokkenjagerij zijn. Al meteen in het begin speelt Zomer een schitterende scène: hoewel ze zo goed als verkracht wordt door Don Giovanni, stralen haar ogen van liefde voor hem. Schitterend speelt Zomer die overgang van angst naar liefde.

Het NBE speelt met verve. Erg mooi is de vrije improvisatie van contrabassist Wilmar de Visser op de dragende melodie van de opera. Steeds lager en donkerder gaat de strijkstok, alsof het duistere einde wordt aangekondigd. Broekman heeft de grote aria’s vertaald in het Nederlands, dat moet een ingewikkelde vertaalslag zijn geweest, want hij volgt nauwgezet de muzikale ritmiek en weet de erotische ondertonen juist te treffen. Misschien is de tekst hier en daar al te cru, maar dan komt de film Amadeus (1984) van Milos Forman in herinnering, en dan begrijp je ook dat Mozart zelf niet zo van het zoetgevooisde en cerebrale was. Integendeel.

De zangers zijn geweldig op dreef. Johannette Zomer zingt en acteert prachtig in haar grote aria’s, maar ook in het kleinere toneelspel. Frans Fiselier en Bernard Loonen vormen een meester en knecht-koppel dat uitstekend aan elkaar is gewaagd: ze zijn gelijkwaardig in hun erotische fantasieën en escapades. Het standbeeld van de vader van Donna Anna is een pop in kostumering uit die tijd. Als het tot leven komt en over hel en verdoemenis zingt, dan beweegt de sopraan zijn mond. Dat is dus Anna zelf. Hiermee biedt de voorstelling een fraaie verrassing: het is toch Anna die wraak neemt.

Deze ‘pocketopera’ kent vooral humor. Erg mooi is Giovanni’s aria’ Fin ch’han dal vino calda la testa’ vertaald als ‘Ik krijg vandaag een beeld op visite. Ik vroeg: “kom je eten?” En hij zei: ‘oké.’ Zo kan het ook, een heilige opera als licht-scabreuze en hedendaagse opera brengen.

Foto: Peter Lodder