De kinderrollen maken de musical Dolfje Weerwolfje van Rick Engelkes Producties de moeite waard, net als het verhaal van kinderboekenschrijver Paul van Loon. De volwassen acteurs steken wat bleek bij hen af.

Philip van Loosbroek speelde tijdens de première de zevenjarige Dolfje, een jongen die bij volle maan een weerwolf wordt. Hij is een verrukking om te zien en te horen. Hij zingt prachtig en is tot in de nok van het theater te verstaan. Zijn ontzetting om zijn middernachtelijke metamorfose grijpt je aan. Samen met zijn broertje Timmie weet hij zijn weerwolf-momenten in goede banen te leiden en er zelfs voordeel uit te halen. Floris Puts speelde de rol van Timmie al even geloofwaardig – ze zijn goed op elkaar ingespeeld. De rol van Noura, het meisje op wie Dolfje in het geheim verliefd is, werd gespeeld en gezongen door Kyana Raine Pacis. Zij deed in niets onder voor de twee broers.

Elk van de drie kinderrollen wordt afwisselend gespeeld door drie verschillende kinderen. De casting heeft kunnen putten uit een verzameling ervaren kinderen die meededen in de musical Billy Elliot, met Kinderen voor Kinderen, in de Efteling Theaterproducties en met andere kinderproducties waarvan Nederland steeds vaker kan genieten. Kindermusicals lonen, vooral als er al een boek of film van bestaat. Uit de musical Dolfje Weerwolfje blijkt dat Nederland een grote kweekvijver met talentvolle kindsterren kent die zowel kunnen zingen als acteren.

De volwassen rollen vormden enigszins een contrast. De vier acteurs waren niet altijd verstaanbaar, zoals in het lied ‘Het beest is los’ waarin ze samen snel de refreinen zongen. En wanneer het viertal pestende kinderen speelt, lijkt het daarbij vooral plezier te hebben. Geen moment worden ze misselijkmakende etterbakken. Finn Poncin speelt de rol van Meneer van Dale van het Museum voor Zeldzame Dieren en Mensen zwaar aangezet, maar zonder ijzingwekkend te worden. Wolter Weulink speelt de vader van Rolfje, Bente van den Brand zijn moeder. Vooral het ’tof’ willen zijn van de vader tegenover zijn zoons is erg herkenbaar en hedendaags. En dan is er nog buurvrouw Krijtjes, een rol van Roosmarijn Luyten, die haar kippen tegen het weerwolfje wil beschermen. Ze zwaait weliswaar met een geweer en richt ermee op Dolfje, maar wordt nooit echt gevaarlijk of meedogenloos. Buurvrouw Krijtjes blijft de domme, potsierlijke tuthola die ze altijd al was.

Want hoewel de musical over weerwolven gaat, wordt het bijna geen moment eng. Dolfje leert het bijten al snel af. Wel is er een spannend moment bij ‘de zilvertest’. Zilver brandt de huid van weerwolven en Meneer van Dale dwingt de hele familie een zilveren lepel vast te houden. Op het moment dat Dolfje aan de beurt is, komt de pijngrens erg dichtbij. Wanneer hij de zilveren lepel vasthoudt geeft hij geen krimp, maar iedereen weet dat hij vergaat van de pijn.

Er zit vaart in de musical. De acteurs hebben het druk met het duwen van schuivende, hoge staketsels van tafels en stoelen. De reden van dat trekken en duwen is niet helemaal duidelijk, maar loopt gesmeerd. Die decorstukken wijken uiteen om de grote, ronde, verlichte maan alle zicht te geven. Door deze verlichte maan in het verder bijna donkere decor is het duidelijk dat Dolfje weer in een weerwolf gaat veranderen.

Eenmaal weerwolf geworden, huilt hij naar de maan. En hij niet alleen. De hele zaal mocht meehuilen met de weerwolven in de nacht, op muziek van Peter van de Witte. Weinig toeschouwers konden die verleiding weerstaan. Het was ook meteen de meezinger zonder welke geen musical compleet is en het werd bij het slotapplaus nog eens herhaald. Na de vijf kwartier durende voorstelling bleek de musical precies die elementen te bevatten die een hedendaagse musical altijd heeft: kinderfantasieën die waarheid worden, verliefdheid zonder teleurstelling, spannend zonder eng te worden, een goeie afloop en een meegezongen slotlied. Niks te veel. Volgende keer mag er meer in gestopt worden. Volgende keer mag het ook langer duren.

Foto: Peggy de Haan