De geur van oud papier brengt de herinnering aan academicus Distel tot leven, zegt een van hen. Twee jaar na zijn overlijden, na zijn zelfmoord, komen Distels naasten samen: zijn vrouw, twee zoons en vroegere assistente. Vlak voordat een schilderij met zijn beeltenis wordt onthuld, ontmoeten ze elkaar.  Het is een heftige hereniging, waarbij ieder van hen worstelt met het gedeelde verleden.

Voor Orkater schreef Rob de Graaf de nieuwe theatertekst Distel, over een vader die zijn naasten – zelfs na zijn dood – nog in zijn greep houdt. De een weet meer over die zelfmoord dan de ander, zo blijkt al snel, wat zorgt voor onbegrip en frictie. Filosofische bespiegelingen en alledaags gebabbel wisselen elkaar af in de gesprekken tussen de afwezige, wat hooghartige moeder (Juul Vrijdag), de praatgrage assistente Trui (Jacqueline Blom) en de botsende zoons Semper (Mattias van de Vijver in een rolstoel) en Colt (Jan-Paul Buijs met bril).

Regisseur Michiel de Regt gaf zijn acteurs een plek in een ruimte, die strak is vormgegeven door Thomas Rupert. De verhoging waarop muzikanten staan te spelen, is het fel verlichte middelpunt; op schermen rondom valt licht langs de stammen van een bos. Daar zeulen de personages met het levensgrote portret van hun vader, proberen ze zich staande te houden totdat de deuren opengaan, totdat het publiek binnenstroomt voor de officiële onthulling van het doek. Daar vallen de puzzelstukjes van zijn dood op hun plaats.

Vaak ontaarden de gesprekken in absurdistisch gestuntel, als de personages weer hun eigen emoties niet de baas zijn, falen in communicatie of zichzelf niet langer voor de gek kunnen houden. Hoe was het eigenlijk om samen te leven met Distel? En waarom bracht hij zichzelf om? De dialogen stokken regelmatig, met zinnetjes die eindeloos herhaald worden – een kunstgreep die soms meligheid, soms irritatie oproept.

Eerder dit seizoen regisseerde De Regt nog het hyperpoëtische Wachten op de barbaren bij Toneelschuur Producties, waarin Buijs ook speelde. Daar was de setting even abstract, het verhaal even dwingend, maar vielen die elementen perfect samen. Nu ploeteren de personages maar voort, barsten uit in kleine woedes of verdriet, en glijdt de voorstelling voort zonder dat het écht pijn doet.

Sfeerbepalend is de muziek van Roald van Oosten. Zijn nummers geven de lucht en energie, waar Distel zo om vraagt. Rond de verhoging ontstaan steeds weer prachtige muzikale intermezzo’s, waarin Van Oosten wordt vergezeld door muzikanten Bart Hoevenaars, David Corel en Bo Koek. Vocaal springen de acteurs ook bij. Het zijn mooie, intense momenten in een verder stroeve voorstelling.