Librettist en toneelschrijver Jibbe Willems is gefascineerd door godsdienst, maar hij gelooft zelf nergens in. In zijn tekst voor de ‘oer-opera over de ondergang van een eilandvolk’ Dijkdrift probeert hij ‘de religieuze vervoering van Monteverdi’s Mariavespers’ te koppelen ‘aan het hedendaagse gemis’. Hij is daar bijzonder goed in geslaagd. Want hij laat deze religieuze gezangen uit 1610 zingen door een afgesloten mannengemeenschap van akelige godsdienstfanaten, die zich ergens op een eiland van de wereld hebben afgesloten. 

Deze monniken hebben op hun eiland op den duur een eigen taal ontwikkeld, een combinatie van archaïsch klinkend Nederlands, potjeslatijn en woorden uit het Spaans en het Italiaans. Het doet soms wat gemakkelijk en komisch aan, maar dit eigen taaltje is ook heel effectief om hun vreemde isolement te benadrukken. Deze in het rooms-katholicisme gewortelde variant van godsdienst legt heel erg de nadruk op een idealisering van la Femina, tot een bovenaards en etherisch wezen dat met haar onschuld en warmte iedereen moet redden. Dat gaat goed in deze mannengemeenschap, zolang er geen reële vrouw in zicht is, al broeit het soms behoorlijk tussen deze mannen, die elkaar van het verboden masturbatio en andere vreselijke dingen beschuldigen en elkaar bij het uiten van die beschuldigingen tegelijk daadwerkelijk proberen te betasten.

Maar dan verschijnt er plotseling vanuit het bos wel een reële vrouw, een jonge, mooie vrouw nog wel, actrice Mehrnoush Rahmani. Misschien is zij aangespoeld uit de zee, maar zij wordt onmiddellijk tot voorwerp van religieuze aanbidding. Zij zal hen immers allemaal komen redderen. Zij voelt er echter niets voor zo’n heilige Maria-figuur te worden. Tijdens een poging tot laatste avondmaal wordt zij daar vreselijk voor gestraft door de sekteleden. De enige die uiteindelijk voor haar opkomt, de opstandige jongen (Anne Stam), wordt zelfs aan een levensgroot kruis gehangen. Pas als la Femina, schijnbaar door een wonder, uiteindelijk als een madonnafiguur in de hoogte verschijnt, kunnen de twaalf mannen haar accepteren.

Deze interessante godsdienstkritiek is in een heel fraai jasje gestoken. Raaf Hekkema van blazersensemble Calefax heeft de wonderschone Mariavespers van Claudio Monteverdi als uitgangspunt genomen voor een eigen partituur, met bijvoorbeeld een grote rol voor de contrabasklarinet van Jelte Althuis, die de vaste begeleiding vormt van het imposante hoofd van de sekte Per Abba (Lodewijk Meeuwsen). De muziek is afwisselend en genuanceerd, omdat de blazers van Calefax ook heel goed zingen en acteren, en de zangers van Silbersee niet alleen zingen en acteren maar ook muziekinstrumenten bespelen.

Het geheel is bijzonder sfeervol en gedetailleerd geregisseerd door Annechien Koerselman en fraai vormgegeven door Dieuweke van Reij. In het bos van het Landgoed Ter Coulster bij Heiloo scharrelen de monniken in hun pijen heel natuurlijk rond tussen houten bouwsels, graven grafachtige kuilen, verdwijnen tussen de bomen en doemen weer op. Toch maken zich ook individuele personages los. Naast Per Abba en de weerspannige jongen is dat met name ook Maciej Straburzynski als een duivelachtige figuur die de jongen achterna zit en die tegelijk dreigend kan trommelen op zijn houten been.

Dijkdrift is voorlopig tot 29 mei te zien in Heiloo in het kader van festival Karavaan, en vervolgens van 10 tot en met 19 juni op Oerol op Terschelling. In mijn ogen en oren een indrukwekkende, interessante, originele operaproductie.

Foto: Bowie Verschuuren