Daags na het feestelijke Opera Gala waarmee De Nationale Opera zijn vijftigjarig jubileum vierde was het podium in Nationale Opera & Ballet in Amsterdam alweer gevuld voor de reprise van Poulencs nonnenopera Dialogues des Carmélites. Zo’n operafeestje met hapklare brokken is leuk, maar eigenlijk liet het gezelschap met Poulenc pas echt zien waar het in de afgelopen vijftig jaar zo ongelooflijk goed in is geworden: het maken van spraakmakende producties die het publiek een avond lang meenemen naar een andere wereld.

Wagners Ring, Verdi’s Falstaff, Rossini’s Barbier; het zijn slechts een paar van die tijdloze DNO-producties die je inmiddels ook gerust klassiekers mag noemen. Ook Poulencs Dialogues des Carmélites hoort in dat rijtje thuis. De fenomenaal mooie enscenering van Robert Carsen beleefde de eerste uitvoering in 1997 en was inmiddels in dertien landen te zien. Met een geheel nieuwe solistencast, een ander orkest (het Residentie Orkest) en een andere dirigent herleefde Poulencs meesterwerk.

Carsens enscenering is nog steeds oogverblindend mooi. Hij schrapte alle overbodige ballast en bracht het verhaal over de nonnetjes uit Compiegne, die tijdens de Franse Revolutie belaagd worden door het volk en op het schavot eindigen, met een ijzersterke personenregie en poëtische beeldtaal terug tot de essentie: de angst voor de dood en de angst voor het leven. Zijn enscenering laat zich lezen als een gedicht, zo mooi en poëtisch is de beeldtaal. Het is waarschijnlijk het soberste decor dat ooit bij DNO te zien is geweest – eigenlijk is het niet meer dan een paar omlaag en omhoog schuivende wanden en een oude stoel – maar daarmee schept Carsen een rijke beeldtaal waarin vooral het individu tegenover de massa wordt benadrukt.

Het is een voorstelling die je gezien moet hebben. Al is het alleen voor die indrukwekkende finale waarin de nonnetjes een voor een onder de guillotine belanden en het koor van DNO excelleert in een onwaarschijnlijk mooi gezongen ‘Salve Regina’. Deze scène behoort tot de krachtigste muziek die Poulenc ooit heeft geschreven. Carsen begreep dat je daar als regisseur helemaal niets moet doen. Een voor een vallen de nonnetjes bij hem neer en krijgen Poulencs dissonanten alle ruimte. Alleen al deze scène maakt de gang naar Nationale Opera & Ballet de moeite waard.

DNO verzamelde voor deze reprise een perfecte solistencast met gouden stemmen. Sally Matthews als Blanche, Doris Soffel als priores; ze werden na afloop terecht bedolven onder applaus en gejuich. Zelden was de lange sterfscène van de priores zo hartverscheurend mooi. In 1997 zat het Nederlands Philharmonisch Orkest in de bak, nu was de beurt aan het Residentie Orkest onder leiding van de Fransman Stéphane Déneve. Het orkest leverde vakwerk, al ontbrak hier en daar toch de warme kleur en transparantie die deze muziek ook nodig heeft.

Foto: Hans van den Bogaard