Behalve de beroemde spreekwoordelijke drieslag redeloos, radeloos, reddeloos, is Hollands Rampjaar 1672 ook een tijd geweest van verraad en massahysterie. Er is nu een rockopera over gemaakt. Voor pubers en andere jong gebleven volwassenen.

Ik ben dol op schoolvoorstellingen. Officiële premières van jeugdtheater zijn vaak vervreemdende bijeenkomsten, met vrienden en bekenden, het vertrouwde gezelschapje schorrie-morrie van de schrijvende pers en de luidruchtig afwezige doelgroep die vertegenwoordigd wordt door een treurig plukje kinderen. Schoolvoorstellingen echter zijn de gladiatoren-arena’s van het toneel. Met massaal oplichtende telefoons, sissende schoolmeesters, opvallend veel zaalwachten, even strategisch als zinloos over de tribune verspreidde relschoppers en klieren (‘divide et impera’). En op het toneel de onverschrokken helden van het vak, liters zweet door de bilnaad en een groot gevoel van triomf en bevrediging als je ze stil speelt. Nergens is de magische werking van toneel en theater zinderender tastbaar dan in de schoolvoorstelling.

In Machine3 van het Dordrechtse Energiehuis zijn ze met driehonderd of meer (altijd slecht geweest in schatten van aantallen) en ze willen de performers met huid en haar verscheuren – publiek is een veelkoppig en vraatzuchtig monster, Wim Sonneveld zei het al. Laat de voorstelling daar nu toevallig ook over gaan: Tafel van Vijf speelt De Witt of Oranje, een muziektheaterproductie met een handvol toneelspelers/zangers, een koor (studenten uit Arnhem) en de muziekformatie Susies Haarlok. Regie voert Mirjam Koen. Een historische aanleiding om de voorstelling te maken is er eigenlijk niet – het Rampjaar 1672 ligt 342 jaar achter ons, een non-getal – een thematische aanleiding is er des te meer. Het Rampjaar ging, aldus de titel van een recente studie over het fenomeen, over Gedrukte chaos – georganiseerd populisme met een gruwelijke politieke moord als nominaal resultaat.

Schrijver Herman van Baar koos de minst bekende van de twee politieke gebroeders De Witt, Cornelis, niet de staatsman maar de militaire strateeg, de rauwdouwer, de schaker op het bord van de internationale politiek, door Van Baar persoonlijk vertolkt. In zijn slagschaduw ontwikkelt zich een mooie maar niet goed aflopende liefdesgeschiedenis tussen zijn knecht Henk (een sterke rol van Chiem Vreeken) en de oranjegezinde Gijsje, een watervlugge vertolking van zangeres en liedjesschrijfster Lavalu. Aan de overkant van de geschiedenis staat de in eigenwaan en egoïsme gedrenkte oranjeprins Willem III, gespeeld door Harald Austbö, de cellist van Susies Haarlok, een mooi acterende musicus die zodoende een slimme en enerverende verbindende schakel vormt tussen het toneelspel en de muziek. Die muziek zit boordevol moderne en klassieke elementen en vondsten waarmee op het toneel de verbeelding van massahysterie, opruiing en populisme als een soort geluidswal steen voor steen wordt opgebouwd.

De dubbele moord op de gebroeders De Witt wordt niet getoond maar verteld, gezongen; parallel daaraan sterft de prille liefde tussen de aan zijn politieke broodheer loyale Henk en de zwangere, in de massa meegezogen Gijsje. Het koor zingt een Latijns requiem.

Thuis gekomen zocht ik naar de prachtige epiloogzin waarmee de historici Jan en Annie Romein dit drama in hun Erflaters van onze beschaving uitluidden: ‘Met moeite werd de volgende dag een timmerman gevonden voor de doodskisten. In diepe donkerte en fluisterstilte, als gold het een misdrijf en geen daad van piëteit die vanzelf sprak, werd het deerlijk verminkte overschot van de twee mannen aan de zwijgende aarde toevertrouwd.’

Prachtige, enerverende voorstelling!

Foto: Stephan van Hesteren