Hij heeft er voor moeten vechten, maar inmiddels heeft Hjalmer Ekdal zijn leventje een beetje voor elkaar: een baantje als fotograaf, een schattige dochter en een lieve vrouw en de droom ooit nog eens iets geniaals uit te vinden. Tenminste, zo lijkt het van de buitenkant.

Het gelukkige gezinsleven van de wat sullige Hjalmer dat Henrik Ibsen toont in zijn De wilde eend is namelijk vooral poppenkast. Hjalmers vader is een veroordeelde crimineel, zijn dochter Hedvig heeft een erfelijke oogziekte en dat uitvinden wil niet echt lukken. En dan duikt ook zijn oude jeugdvriend Gregers nog eens op om aan zijn laatste illusies een einde maken vanuit een ziekelijke drang naar de waarheid.

Regisseur Maren Bjørseth plaatst haar versie van De wilde eend in een decor van bordkartonnen bomen op een groen tapijt. Als een uitvergrote versie van het nagemaakte bos waarin Hedvig en haar opa een wilde eend als huisdier houden. Ook de personages lijken niet helemaal echt, zo mechanisch zijn hun bewegingen en hun gestaalde glimlachjes. Ze lijken een beetje op de hubots uit de Zweedse serie Real Humans: robots die verdacht veel op mensen lijken, maar te herkennen zijn aan hun machinaal gebruik van emoties en hun beangstigende vriendelijkheid. Zelfs de huidjes van de personages glimmen net zo nep als de Zweedse robots.

Op het eerste gezicht is die robotische en plastic poppenkast een mooie vondst van Bjørseth, omdat Ibsens stuk immers gaat over mensen die koste wat kost een geconstrueerde waarheid op houden en daarom gedwongen zijn zich krampachtig anders voor te doen dan ze zijn. Behalve Hedvig dan, die, net als de wilde eend, niets weet van de wankele constructie die haar leefomgeving is. Bovendien neemt Bjørseth met die vorm zeker in het begin van de voorstelling geestig de naturalistische constructie van Ibsens plot op de hak, waarin alles wel heel toevallig met elkaar samenhangt.

Maar diezelfde vondst slaat de voorstelling ook plat. Door de nogal mechanische speelstijl ontneemt Bjørseth haar acteurs hun emotionele instrumentarium waardoor hun personages emotionele diepte missen. Daardoor is het voor de toeschouwer niet al te makkelijk om zich in de grove emoties van deze hubots te verplaatsen.

Bovendien snijdt de regisseur nogal wat weggetjes af in Ibsens toneeltekst en ook dat komt de diepgang niet ten goede. Ibsens tekst gaat over veel meer dan alleen de artificiële constructie van gezinsgeluk. De verhouding tussen mens en natuur, tussen leven en kunst, hoe de voortschrijdende techniek het de mens makkelijker maakt een leven te construeren, maar daardoor ook verder afdrijft van de werkelijkheid: het hangt allemaal samen met de thematiek van het geconstrueerde gezin, maar de voorstelling komt er niet aan toe.

Zo komen bijvoorbeeld de motieven van jeugdvriend Gregers om het leven van zijn vriend te verwoesten nauwelijks aan bod. Daardoor wordt dat personage en zijn gedragingen behoorlijk moeilijk om te volgen. Dat doet het verhaal geen goed, net zomin als de uitdieping van de thematiek. Bij Ibsen is Gregers het fotonegatief van zijn vriend de fotograaf: waar Hjalmer als kunstenaar bijna niet anders kan dan een fictie construeren om zijn leven draaglijk te maken, is het voor waarheidsfundamentalist Gregers onverdraaglijk in een leugen te leven. Het is niet voor niets dat hij Hedvig probeert over te halen om de wilde eend te doden en haar zo uit haar leugenachtige leven te bevrijden.

Daarmee is niet gezegd dat een voorstelling altijd aan alle thema’s van een toneeltekst zou moeten raken, maar De wilde eend maakt wel erg weinig gebruik van de inhoudelijke mogelijkheden die er in Ibsens tekst geboden worden. Daardoor raakt de voorstelling in de eigen thematiek verstrikt: het ziet er allemaal prachtig uit, de acteurs kwijten zich netjes van hun taak en Wessel Schrik leverde een intrigerend geluidsdecor. Maar het blijft vooral een theatrale constructie met net te weinig echt leven daarachter.

Foto: Anna van Kooij