‘Laat me vertellen hoe het ging.’ Zo begint het hoofdpersonage Max Aue, Obersturmführer, zijn verhaal, een triest verhaal, een lang verhaal. Met moraal. De sterke beginmonoloog duidt het hele drama dat volgt. Op de plaats van de verteller had ieder van ons kunnen staan, beweert de SS-officier. De rij lampen loopt vanaf het podium de zaal in. Het zaallicht brandt nog. ‘Mijn verhaal is ook uw verhaal.’ Het zijn de omstandigheden, de plekken en de andere mensen die je maken tot wie je bent en wat je doet. In ieder mens zit een onmens. In De welwillenden van Toneelhuis en Toneelgroep Amsterdam blikt Aue intens terug op zijn leven tussen 1941 en 1945. Helder en indrukwekkend.

Guy Cassiers en zijn dramaturg Erwin Jans hebben in het verleden al belangrijke romans bewerkt tot theater. Denk aan À la recherche du temps perdu of De Man zonder eigenschappen. De stukken van het Toneelhuis gingen ook vaak over macht, over politieke macht en de gevolgen daarvan (Mefisto For Ever, Wolfskers, Atropa, Caligula). Politiek theater, dat niet dé waarheid verkondigt, maar wel aanzet tot nadenken, over het verleden en over het heden. De boodschap is dat herinneringen moeten blijven voortleven in het kiezen van wegen voor de toekomst. Theater als bastion tegen het vergeten. Theater dat het verleden als gids gebruikt om wijzer te worden.

Nu is het de vuistdikke roman De welwillenden van Jonathan Littell, die in 2006 nogal opschudding veroorzaakte omdat hij de jodenvernietiging beschreef vanuit het perspectief van de dader. Littell laat de dader beweren dat wij lezers in die omstandigheden hoogstwaarschijnlijk dezelfde keuzes gemaakt zouden hebben. Cassiers en Jans hebben zich toegespitst op de verhaallijn over het antisemitisme van het fictieve personage Max Aue en laten diens familieverhaal weg. Historische figuren treden in de theaterbewerking niet op, behalve Eichmann. Die wordt schitterend licht karikaturaal neergezet door Katelijne Damen. De andere optredende personages zijn fictief, krijgen de ene keer wel een naam, een andere keer worden ze alleen aangesproken met de titels van hun rangen, zoals Sturmbannfüher, Obergruppenführer, Kampcommandant. Zij verschijnen niet in SS-uniformen, maar ze staan wel, al dan niet stevig, in zwarte laarzen en hun kostuums ogen militaristisch bruin. Oorlogsgruwel is van overal en van alle tijden.

Hans Kesting geeft op een heldere manier gestalte aan de SS-officier Max Aue, die goede rapporten schrijft en daarmee waardering verkrijgt. Hij vertelt indringend en toch afstandelijk zijn verhaal, beweegt zich in de flashbacks tussen de andere personages, gaat met hen in vinnige discussies over rassentheorieën, over jood zijn, over nationaalsocialisme. Hij wordt geroerd door muziek, belooft aan het Joodse viool spelende kind muziekpartituren, hij verdiept zich in filosofieën, in wetenschappelijke theorieën, wil grip krijgen op de situatie, op zich zelf, praat zichzelf goed.

Schilder je vijand af als een onmens, is de bekende oorlogsstrategie, als Untermensch, als een monster, als een gruwel die bestreden moet worden. Waardoor je geen moeite hebt om hem om te brengen. Maar ook het inzicht dat je tegenstrever een mens is zoals jij, kan jouw moorden goedpraten als een vorm van pure zelfverdediging. Aue praat erover, denkt erover na, ziet ook dat omringenden moeite hebben met het massaal afslachten van vrouwen en kinderen, ziet mensen gek worden, ziet ze wegvluchten, zelfmoord plegen. Op bepaalde momenten wordt er heel sec over de gaskamers gesproken: hoe kan dat het meest efficiënt en humaner (!)?

Die vorm van managementsdenken heeft Steigeisen een paar jaar geleden ijzig en kil gebracht in Lethal Inc. In een powerpoint-presentatie gaven zij de ontwikkeling van executiemethodes. Het rendementsdenken ten top. De welwillenden behandelt ook dat aspect uitgebreid, maar gaat verder, brengt ook gevoelens en meningen naar voren.

Kevin Janssens is met zijn terloops oprecht spel de vriend Thomas Hauser die probeert te relativeren. Ook Johan Van Assche, Katelijne Damen, Abke Haring, Bart Slegers, Aus Greidanus Jr., Alwin Pulinckx, Jip van den Dool, Vincent Van Sande en het kind dat viool speelt en Jakov heet, overtuigen elk op hun manier als personages die twijfelen, zoeken, gehoorzamen, zekerheden willen hebben. De een al wat bruter en directer dan de ander, maar ook ingetogen zoals het personage Hélene. De homoseksuele geaardheid van Aue zorgt ervoor dat hij herhaaldelijk overgeplaatst wordt.

Ook nu weer weet Guy Cassiers met zijn vormgeving een extra dimensie te geven aan de inhoud. De projecties op podiumvullende schermen visualiseren in overwegend wit en grijs de nachtmerries van Aue. De hallucinaties en waanbeelden doordringen Aue’s realiteit. De projecties en de surreële scènebeelden vinden hun inspiratie in beeldend werk van onder andere Chiharu Shiota, Rebecca Horn en Christian Boltanski. Als bijvoorbeeld Aue zijn verhaal doet, plaatsen de anderen achter hem schoenen. Ze gooien ze niet op een hoop, zoals we dat beeld kennen uit de KZ-kampen, ze plaatsen ze in rijen. Daarna worden ze aan een massa bloedrode linten omhooggetrokken. Stollend is dan het nuchtere verhaal van de Joodse vrouw over haar voorspellingen.

Zo zijn er veel verwijzingen, naar het verleden, maar ook naar nu, in de retoriek, in het woordgebruik, in de betekenisverschuiving van woorden. Hoe dat toen ging kan de toeschouwer voor- of achteraf lezen op de longread: Test of Civilisation. Een tiental items van toen worden besproken, zoals de boekenverbranding, de Kristallnacht, en die worden gekoppeld aan situaties van nu. Op de door Roosevelt bijeengeroepen Evian-conferentie in 1938, over de problematiek van de vele vluchtende Joden, beweerden Frankrijk en Engeland ‘vol’ te zijn en al genoeg te lijden te hebben onder de ‘economische crisis’. Australië wilde liever geen ‘racistisch probleem’ importeren. Het klinkt allemaal zeer actueel. Ook in de randprogrammering van de voorstelling is er het digitaal platform van eindejaarsstudenten journalistiek die mensen uit Antwerpen aan het woord laten die op een of andere manier geconfronteerd worden met uitsluiting.

Foto: Kurt Van der Elst