Ze strompelen voor de voorstelling al over De Parade, in een hoek van negentig graden, met hun grauwe mantels aan, witte baardjes slordig om, steunend op hun stokjes. En toch heten ze The Young Ones. Het voordeel van senioren is natuurlijk dat ze veel verhalen kennen. Zij ook, en die willen ze graag vertellen.

Een grote rechthoekige mand is hun enige bezit. Ze hebben samen maar één paar schoenen: als iemand ‘changez’ roept dan ruilen ze rechts en links met elkaar. Theo en Gillis (Thomas Bernhard Hengeveld en Tom Strik) zijn straatarm en slapen onder de sterren. Toevallig pauzeren ze even in een Paradetent.

Als een opa met een te klein kindje na enkele minuten inziet dat het mormeltje op zijn arm niet gaat stoppen met kermen, openen ze galant de deur voor hem: ‘Leuk dat u er was. Zegt het voort.’

Met hun bekakte tongval laten ze zich kennen als Haagse zwervers van stand. Ze moeten echt even rusten, zetten de mand neer en halen er twee stoeltjes uit. De honger die ze hebben – de voorraadkast schaft slechts één ui – ontlokt een van hen de verzuchting dat hij zou willen dat alles wat hij aanraakt in chocola veranderde. Zo komen ze terecht bij een klassiek verhaal.

Het verteltempo is uiterst bedaard. Dat mogen we van hoogbejaarde lieden verwachten, maar Gillis en Theo verheffen het rekken wel tot kunst. Als ze ‘Wie was … koning Midas…’ te vaak herhalen, is er een best bijdehand klassiek geschoold kind in de tent dat antwoord wil geven. ‘Dat is de koning die alles wat hij aanraakte in goud veranderde.’ Krijgt ze nog op haar kop ook omdat ze verraadt waar het om gaat.

Intussen storen de kinderen zich totaal niet aan het gebrek aan snelheid. Hengeveld en Strik tonen aan dat een salvo van hijgerige flitsacties geen voorwaarde is om kinderen te boeien. En dat de verhalen van Ovidius, in dit geval opnieuw verteld door Nard Verdonschot en geregisseerd door Jeroen Kriek, na twintig eeuwen nog steeds boeien. De verhalenvertellers gaan nooit verloren.

Foto: Kelly de Haan