In 2010 ging Sadettin Kırmızıyüz met zijn vader op bedevaart naar Mekka, de hadj. De beslissing van deze zelfbenoemde ‘geassimileerde agnostische migrantenzoon’ om deel te nemen aan de hadj had zeker voor een deel te maken met een spirituele zoektocht en nieuwsgierigheid naar zijn achtergrond. Maar het plan er een voorstelling van te maken was ook vanaf het begin aanwezig.

Die voorstelling kwam er: het werd de tweede van zijn serie van vier over de leden van het gezin waarin hij is opgegroeid. Nu, zes jaar later, herneemt Kırmızıyüz, winnaar van de Charlotte Köhlerprijs van dit jaar, deze voorstelling in een licht bewerkte versie. Aanleiding voor deze herneming was het feit dat hij inmiddels zelf vader is geworden en hij opnieuw is gaan nadenken over de relatie tussen vaders en zonen.

De driedeling uit de titel – die eerder christelijke dan islamitische connotaties heeft – keert ook terug in de structuur van de voorstelling. Allereerst krijgen we een college met diapresentatie over de hadj, te beginnen bij de organisatie van de onderneming in Nederland en het moment van afscheidnemen op Schiphol. Informatief is het; een beetje statisch soms ook.

Daarna volgt het verhaal van de vader en de familiegeschiedenis: hoe timmermanszoon Mehmet Kırmızıyüz vijfendertig jaar geleden uit de ‘kersenstreek’ in noord-oost Anatolië in ‘Batavierenland’ belandde. De vorm die Kırmızıyüz hier kiest, lijkt op de manier waarop Homerische en ongetwijfeld ook Anatolische vertelkunstenaars hun epen over het mythische verleden moeten hebben gereciteerd: dezelfde gedragen toon, hetzelfde gebruik van vaste formules met bijbehorende gebaren. Deze vorm past de springerige Kırmızıyüz niet helemaal. Bedoeld of onbedoeld krijgt dit gedeelte daardoor iets van een parodie.

In het derde deel van de voorstelling lijkt Kırmızıyüz zijn vorm pas echt gevonden te hebben. Het is het verhaal van de bedevaart zelf, grotendeels verteld vanuit het perspectief van de vader, maar onderbroken door commentaar van de zoon. Het verhaal wordt begeleid door de video-opnamen die de vader zelf van zijn reis naar Mekka gemaakt heeft en die dankzij een ingenieuze scenografie geprojecteerd worden op een wijze die doet denken aan haperende homevideo’s op familiefeestjes.

Knap is hoe Kırmızıyüz zich de stem van zijn vader heeft eigengemaakt; de taal van een Turkse gastarbeider die in de Achterhoek Nederlands geleerd heeft. Nog knapper is hoe hij, soms van het ene woord op het andere, wisselt tussen de stem van zijn vader en die van hemzelf. Dit is het flexibele toneelspel waarin Kırmızıyüz op zijn best is.

Behalve het verhaal van een pelgrimage, een zoektocht naar herkomst en het hogere, is De vader, de zoon en het heilige feest ook een verhaal over vaders en zonen. Het offerfeest, dat aansluitend op de hadj wordt gevierd, gaat terug op het verhaal van Ibrahim (Abraham in de Bijbel) die door God werd opgedragen zijn zoon (Ismaël in de Koran, Isaak in de Bijbel) te offeren. Net op het moment dat Abraham zijn mes ophief om de gruweldaad te voltrekken, hield een engel hem tegen en wees hem op de ram die in de struiken verstrikt zat.

De vader en zoon waar deze voorstelling over gaat, hebben elkaar door omstandigheden zeven jaar nauwelijks gezien of gesproken. Ze zijn niet zeker van elkaar, van of er nog iets van betekenis tussen hen bestaat. Maar als ze elkaar uit het oog verliezen in de mensenmassa in Mekka, waar elk jaar pelgrims worden vertrapt, volgt een paniekerige zoektocht die pas weer eindigt in de lobby van het hotel. ‘Ik heb mijn zoon gevonden’, zijn de laatste woorden van de voorstelling. Woorden van de vader, uitgesproken door de zoon-acteur, die heeft geleerd zich met hem te identificeren.

Foto: Moon Saris