Daan van Bendegem studeerde vorig jaar af aan de toneelopleiding in Utrecht. Met De meeuw van Tsjechov. Tenminste, hij begon met dat stuk, kreeg te maken met een paar hindernissen die zo’n beetje horen bij het maken van toneel, gooide op aanraden van de vertolkster van een der protagonisten het roer drastisch om, en kwam uit bij een prettig gestoorde, postmoderne variant van het origineel. Dat rook in ieder geval naar meer.

Dat ‘meer’ krijgen we nu in een kortlopende serie van De teloorgang van een ongekroonde idealist, een solo vrij naar Shakespeare’s Hamlet, in een eindregie van Thibaud Delpeut, die het initiatief heeft verwelkomd binnen ‘zijn’ Theater Utrecht. Ene Pascal, die zich Hamlet noemt en die door Daan van Bendegem is be/geschreven, door hem wordt vormgegeven en wordt gespeeld, zit in een rechthoekige witte cel die midden op de vloer staat van het eigen toneelhuis van Theater Utrecht. Wij zitten er aan drie kanten omheen. De witte cel van Pascal/Hamlet heeft spiegelglas. Als het (neon)licht bij hem aangaat en het zaallicht bij ons uit, zien wij hem, en, neem ik aan, hij ons niet. Hij speelt dat hij alles en iedereen doorziet. Vooral zijn psychologe, die er niet is, en toch ook wel.

De vraag of Hamlet misschien gek is, wordt door het beroemdste karakter uit de toneelliteratuur zelf beantwoord, in het stuk dat naar hem is vernoemd: Pas op, ik moet de gek gaan spelen, zegt hij, vlak voor hij een muizenval opzet voor zijn stiefvader Claudius, die zijn biologische vader zou hebben vermoord om de positie van die oude Hamlet over te nemen en bij diens vrouw, Hamlets moeder, in bed te duiken, en zodoende het gezin van die jonge Hamlet tot de grond toe te vernietigen. Hamlet speelt dus de gek om uit te zoeken hoe dat zit. Hier is hij min of meer dolgedraaid. Het stuk zit al vol driedubbele bodems, deze monoloog heeft er nog een paar bij gefabriekt. Die bodems zijn onder meer filosofisch en dieptepsychologisch van aard. Wanneer Hamlet bijvoorbeeld aan zijn psychologe vraagt om leesvoer, heeft hij een vermoeden dat hij van haar driestuiversromans gaat krijgen. Wat hij echter als leesvoer wil, dat is Nietzsche, Kierkegaard, Sartre en Camus, allemaal auteurs waardoor, aldus zijn psychologe, althans in de ogen van Pascal/Hamlet, zijn geestelijke staat verder zal worden ontredderd.

Het programmavelletje dat we vooraf krijgen aangereikt legt, overigens vrij beroerd geformuleerd, uit: ‘Hamlet is een existentialist avant la lettre. Hij trekt alles in twijfel. Het is een denker die zichzelf aanspoort te handelen, maar daar in feite niet aan toekomt. Het feit dat aan het eind van Hamlet nagenoeg alle personages dood zijn, doet vermoeden dat Hamlet wél een doener is, maar hij doodt in feite alleen per ongeluk, of omdat de omstandigheden hem daartoe dwingen.’ Hm. Is dat zo? In de slaapkamer van zijn moeder denkt hij zeker te weten dat zijn stiefvader achter het gordijn staat. Hij steekt impulsief, blijkt het de vader van zijn vriendin te zijn. Jammer dan. Maar Hamlet gaat het hele stuk door vrij recht op zijn doel af. Het duurt wel lang, maar Shakespeare had er overduidelijk plezier in.

Daan van Bendegem ook trouwens. En hij is een behendiger speler/performer dan een inventief schrijver. De eerste keer dat er een fractie buitenwereld die witte cel komt binnenwandelen, namelijk als hij zijn vriendenkring beschrijft, waar hij van walgt, denk ik: mwah, jammer, beetje slodderdevoski melodrama, tikje overgedoseerde voorraad gemakkelijke cliché’s van doorgesnoven Rosencrantzen en Guildensterns. En als hij, iets verderop, de veronderstelde kern van zijn wanen en woedes begint uit te schreeuwen, betreffende het uit elkaar vallende Hamlet/Pascal-gezin, denk ik: iets meer darling killen had geen kwaad gekund. Hij schreeuwt ook wel erg hard zijn hele woeste binnenwereld bij elkaar. Maar goed, een behendige, slimme en harten-stelende speler is hij dus ook, hij verrast vaak, hij slaat hoeken om waar je van denkt: wat doet-ie nou? En hij schakelt sterk, van dialoogpartner naar verwrongen Ik, vice versa, en ook in stemmingswisselingen is hij bedreven. En bescheiden beginnen, of klein denken, daar is hij niet zo van. Wat me weer enorm voor hem inneemt.

Wat een mooi neveneffect van deze solo is: deze zaal, ooit door omwonende Utrechtenaren van een manege voor aanstaande dierenartsen omgedoopt tot De Paardenkathedraal, die wordt hier herdoopt tot een theaterlaboratorium, een studio voor discours, een kapel van reflectie, een bevrijd gebied, een schuilhonk, desnoods een gekkenhuis. Niet verkeerd vind ik dat, en in de nabije toekomst ook de bedoeling, zo valt in de plannen van Thibaud Delpeut c.s. te lezen. Deze zaal is ooit enorm mijn thuis geweest. En ik voelde me er meteen (weer) thuis. En ook dat is dankzij Daan van Bendegems Pascal/Hamlet. Ga maar kijken. Het loont de moeite ruimschoots.

Sterren toegekend door de redactie, foto: Roel van Berckelaer