Daar ligt een man op de grond, volkomen gevloerd. Is hij uit de hemel gevallen, zomaar op aarde? Is hij een engel? Leeft hij nog of is hij bewusteloos? Het toneelstuk De omstanders door Mtg De Koude Kermis opent met een ijzersterk beeld van die eenzame acteur op de speelvloer.

Het decor bestaat uit hoog opgaande, witte wanden. Er zit een trap in verscholen. In telkens felle lichtflitsen verspringt het beeld. Opeens komt er een actrice op. Dit is een soort van ‘bliksemschichtdramaturgie’: er is een beeld, dan donker, weer fel licht en er is een volgend beeld. Dat geeft aan de voorstelling een geheimzinnige, raadselachtige sfeer. Aanvankelijk is het dat ene personage, maar zoals de titel suggereert werkt de plek des onheils als een magneet op ‘omstanders’, willekeurige en naamloze passanten.

De Britse toneelschrijver Harold Pinter heeft het idee van de indringer geïntroduceerd in het theater. Maakster en regisseur Anne van Dorp brengt met deze voorstelling een variatie op dit motief: de bewusteloze man is ongewild indringer in het leven van de passanten.

In de begeleiding van regisseur Mirjam Koen (van het Onafhankelijk Toneel) en zangeres Lizzy Timmers is De omstanders een intieme, poëtische voorstelling. Actrice Carola Bärtschiger vertolkt prachtig de wanhoop die iemand overvalt als hij of zij plots wordt geconfronteerd met een rampplek. Wat is daar gebeurd? Moet ik ingrijpen? Een onheilsplek trekt zowel aan als stoot ons weer af; we zijn nieuwsgierig en vechten tegen onze nieuwsgierigheid.

In aarzelende dialogen met soms welbewuste haperingen en onaffe zinnen uit Bärtschiger haar angsten en onzekerheden. Er komen meer omstanders aan, Paméla Menzo en Bas Jilesen. In haar regie heeft Van Dorp heel precies de aarzeling tot voornaamste vorm gekozen. De acteurs staan los van elkaar, verwisselen soms bij donkerslag van plek en staan, als het licht aanflitst, weer op een andere plek. Ze zweven om elkaar heen als in een carrousel.  De Koude Kermis won in 2012 een onderscheiding op het Amsterdam Fringe Festival met de voorstelling Florence Foster Jenkins.

Ongevraagd komt er nog een indringer in de voorstelling uit de lucht vallen, nadat de eerste even snel is verdwenen als hij is gekomen. Een dood vogeltje valt neer. Is het een winterkoninkje misschien? Waaraan is hij doodgegaan? Tegen het raam gevlogen? De drie spelers herhalen min of meer de verwarring van het begin, maar nu is de aanleiding misschien minder pijnlijk, want slechts  een dood vogeltje, maar het scala aan reacties is feitelijk hetzelfde: eerst schrik, dan medelijden, dan analyse (wat is er gebeurd?) en vervolgens een vorm van verwerking in de trant dat het niet zo erg is. In die scène kunnen we als toeschouwers prachtig aan de gezichtsexpressie aflezen in welke fase een speler zich bevindt; het begint met ontkenning en het eindigt met acceptatie. Alle nuances zitten daartussen. Maar ook absurditeit en zoeken naar houvast bij elkaar.

Dat De Koude Kermis van oorsprong een mimegezelschap is bewijst Paméla Menzo in een groteske scène: deze omstander vindt op haar weg een met plastic ingepakt object, dat ze probeert te openen. Maar het is strak ingesnoerd met zwarte touwen. Menzo gaat een gevecht aan met het verpakkingsmateriaal, ze scheurt en trekt, zet zelfs haar tanden in de touwen, woede en wrevel strijden met elkaar. Uiteindelijk komt het object tevoorschijn: het is iets heel sereens (ik zal het niet verklappen) en moois, bijna engelachtig maar niet helemaal.

Deze energieke scène is een hoogtepunt en laat zien waar het in deze voorstelling om gaat: iets onthullen wat niet onthuld kan worden en als het dan zover is, dan is het wit en onaards. Ondertussen loopt, tijdens de hele voorstelling door, fraaie muziek van Maarten Bokslag die dezelfde sfeer oproept als De omstanders zelf: dreigend maar niet opdringerig. Het bevindt zich ergens op de achtergrond. En plots dringt het tot ons door, zoals we ook opeens een omstander kunnen zijn, een ooggetuige, van iets dat ons schrik aanjaagt én intrigeert.

Foto: Polle B. Willemsen