Billie Holiday, Doe Maar, Ramses. Albert Verlinde is groot geworden met nieuwe Nederlandse musicals rond bestaand liedmateriaal. Met De kleine blonde dood, naar de roman van Boudewijn Büch, levert de theaterproducent voor het eerst een musical af met oorspronkelijke nieuwe muziek.

Het verhaal vertelt over het personage Boudewijn Büch, zoon van een door de oorlog getroebleerde Duitse Jood, die zijn gezin terroriseerde. Kerst vieren was verboden en alles wat Duits was, behoorde de duivel. Een vader die het vermogen miste om lief te hebben, maar met tederheid dode vlinders in een kistje bewaarde. In deze omgeving vol oorlogsgekte groeide Boudewijn op.

Zelf wil Boudewijn het beter doen. Bij zijn voormalige schooljuf Mieke krijgt hij, na een in drank gedrenkt nachtje paren, een zoontje: Micky. Als Mieke zichzelf onderdompelt in een alcoholverslaving neemt Boudewijn zijn zoontje in huis. Samen hebben ze het goed en Boudewijn is voor het eerst in zijn leven gelukkig. Maar het vadergeluk mag niet lang duren: Micky raakt in een coma waaruit hij niet meer zal ontwaken.

De kleine blonde dood vertelt een verdrietig verhaal, maar is als boek een literair prul. De kern, de relatie van Boudewijn met zijn zoon, neemt nog geen derde van het boek in beslag. De roman is stilistisch zwak, rommelig opgebouwd en diept emoties niet uit. Maak daar maar eens een goede musical van.

Albert Verlinde Entertainment komt een heel eind. Niek Kortekaas ontwierp een open decor vol vlinders – symbolen voor een kortstondig leven. In het script van Dick van den Heuvel ligt de nadruk op Boudewijns vaderliefde. Met veel humor en rock -’n-roll houdt hij het dramatische verhaal licht.

Om eenheid te krijgen in de warboel die de auteur Büch schiep, is teruggegrepen op het beproefde Ramses-concept: ook De kleine blonde dood speelt zich af in de hersenpan van de hoofdpersoon. Bij Ramses kwam deze keuze logisch voort uit het personage. Het delirium van de oude Shaffy, waarin heden en verleden in elkaar schoven, leverde een hallucinerende voorstelling op. In De kleine blonde dood lijkt het vooral een herhalingsoefening zonder noodzaak.

Toch zijn er genoeg scènes waarin het spel met tijd, waarheid en verdichting werkt. Micky, afwisselend gespeeld door vier jongens (op de première was dit Stijn van der Plas) kan met een grap binnen één scène veranderen in de jonge Boudewijn. Een ontmoeting met Boudewijns liefde Fleur loopt naadloos over in een scène met Mieke waarin Micky verwekt wordt.

De fraaie muziek die Ad van Dijk componeerde levert een stevige en afwisselende musical op met veel rockmuziek en een paar mooie verstilde liedjes, gespeeld door een vijfkoppige band. Dick van den Heuvel en Sjoerd Kuyper schreven liedteksten, waarbij het proza van het origineel verbleekt. Hoogtepunt is het door William Spaaij gepassioneerd gezongen Ik leef, waarin, toch weer, de geest van Ramses Shaffy rondwaart.

William Spaaij kan als Boudewijn laten zien wat hij in huis heeft. Zijn jongensachtige bravoure is bekend, met zijn rol als zorgzame vader toont hij een nieuwe kant. De baldadige vader-zoonscènes met Micky zijn de leukste van de voorstelling. Frans van Deursen, met licht Duits accent, speelt oorlogsslachtoffer Rainer ingetogen, maar geeft daarmee de jeugdige bravoure wel tegenkleur. Marjolein Teepen speelt Mieke overtuigend. Haar vocale krachtpatserij in de solo Verdommenis gaat ten koste van de verstaanbaarheid. Margreet Boersbroek levert als Boudewijns moeder en als vriendin/arts Fleur een ondersteunende bijdrage.

De kleine blonde dood is in essentie een hartverscheurend verhaal over een vader die zijn zoon verliest. Regisseur Peter de Baan en schrijver Dick van den Heuvel houden het melodrama dat voor de hand ligt, buiten de deur. Met veel humor en weinig ruimte voor ontroering blijft de voorstelling licht van toon én afstandelijk.

Kinderen op het toneel zorgen voor instant vertedering. Maar ze houden ook een risico in. Ze zijn geen volwassen professionals, hoe zorg je ervoor dat ze in hun rol blijven? Het kind dat Micky speelt, staat bijna twee uur op het toneel. Zo’n jongetje valt niet aan te rekenen dat hij aan het eind zijn tekst opdrteunt als een uit het hoofd geleerd lesje. Het is wel funest voor een slotscène waarin de ontroering, die al die tijd buiten de voorstelling is gehouden, het publiek moet overmeesteren. De musicalversie van De kleine blonde dood weet, ondanks alle inspanningen, uiteindelijk niet te raken.

Foto: Roy Beusker