Hulde. Dat is het passende woord voor De ingebeelde zieke van Theater Gnaffel. Hulde voor de grommende, kermende, rockende, scheldende, poep etende, zeikende, jankende, meppende Matthias Güthschmidt als Argan. Hulde voor Ad de Bont die een hilarische, onaangepaste komedie vol smerigheid, schunnigheid, seks en geweld regisseert voor kinderen vanaf negen jaar. En hulde summa cum laude voor Elout Hol, die als begenadigd poppenspeler en stemkunstenaar vlekkeloos wisselt tussen een bont legertje poppen en de zuchtende maar sarcastisch geraffineerde dienstmeid Toinette. Hij flaimt als schijnheilige echtgenote, dweept als verliefde dochter, hijgt als vadsige notaris, bromt als bronstige Cleante en giert als sardonische dokter. En hij holt zonder de spanning één keer te laten verslappen van hot naar her om al die poppen op tijd in beeld te krijgen.

Twaalf jaar geleden werd deze voorstelling door het drietal Hol, De Bont en Güthschmidt gemaakt. Een bewerking van Molières La malade imaginaire, de komedie uit 1673, waarin Molière zelf in de rol van hypochonder Argan voorgoed het leven liet (hij zakte tijdens de vierde opvoering in elkaar en kwam te overlijden, red.). Nu hebben ze hem hernomen. Terecht. Brutale hilariteit die letterlijk schijt heeft aan alles wat correct en wenselijk wordt geacht kan niet vaak genoeg hernomen worden.

Het witbetegelde decor, waarin in het midden een aftandse toiletpot prijkt, doet denken aan een abattoir. Hier nemen Argans waanideeën over zijn ziekte buitenproportionele vormen aan. Hier doet zijn dochter Angelique het met haar minnaar Cleante. Hier ondergaat Argan dagelijks een klysma, een lavement, een darmspoeling door dokter Purgon. Tot bloedens toe. Hier sjokt Toinette met ranzige lakentjes rond op haar bergschoenen. Hier wordt het lelijke dochtertje Luison door papa met een stok geslagen. Hier gaat Argans zogenaamd liefhebbende vrouw onmiddellijk op zoek naar de 50.000 francs achter de lambrisering en het goud onder de vloer van de studeerkamer zodra ze Argan dood waant. Hier ontdekt Argan dat zijn dochter van hem houdt en dat zijn voornemen haar uit te huwelijken aan de onaantrekkelijke zoon van dokter Purgon terwijl ze smoorverliefd is op Cleante volkomen belachelijk is. Hier bezweert Argan zijn ingebeelde ziekte door zelf dokter te worden en spreekt hij over de geneeskunst als Toinette hem influistert dat het dragen van een toga alle kletskoek verandert in wetenschap.

Met ongekende virtuositeit en gevoel voor timing rocken Hol en Güthschmidt zich door deze barokke klucht. En terwijl zij dat doen, verwordt de boel tot een wanordelijke smeerboel. Er wordt tegen de spiegel gekotst, gesleept met zinken emmers en gesmeten met bruine smurrie. Het bloed flatst je om de oren, met talkpoeder wordt een vlo gedood – waarna overigens even en passant de kop eraf wordt gebeten en de rest van het diertje wordt opgesmikkeld – en de poppen worden zo tegen het einde, als hun rol erop zit, vrolijk op een hoop geflikkerd.

Dit is jeugdtheater zoals het maar zelden wordt vertoond: hilarisch, idioot en tegendraads.

(foto: Ron Greve)