Een grote nederzetting in de duinen waar helikopters constant overvliegen en een gecrashte auto rokend op zijn kant ligt. Voor een groot hek staan een tent en een uitkijktoren. Daarvoor drentelt Achilles (Thomas Höppener) verveeld in het rond. Dan nadert er uit de verte een auto het grote hek tegemoet, steeds sneller, en knalt er dwars doorheen. Geen zorgen, het is Achilles’ moeder, een hysterische plat-Amsterdamse vrouw die, terloops wijzend op zijn zwakke enkels, haar zoon probeert over te halen weer naar huis te komen. Maar Achilles weigert; hij wil geschiedenis schrijven.

Regisseurs Jan Hulst en Kasper Tarenskeen hebben de Ilias van Homerus aan een behoorlijke hertaling onderworpen. Verveling is de stuwende kracht, want er gebeurt nagenoeg niks aan het front. Samen met Ajax (Tim Linde), Odysseus (Ludwig Bindervoet), Agamemnon (Jim Deddes) en stagiair Patroklos (Chiem Vreeken) probeert Achilles zingeving te vinden in een al negen jaar durende, onzinnige oorlog, waarvan niemand precies weet waarom die überhaupt gevoerd wordt.

Deze De Ilias kenmerkt zich in eerste instantie door een ontzettend hoge grapdichtheid. De signatuur van het jonge regisseursduo is wat dat betreft onmiskenbaar: net als in Scheeps-horeca worden hystorische (of in dit geval mythische) figuren in onze tijd (met onze taal) geplaatst. Dat levert niet alleen een hilarische vervreemding op, maar maakt dat de bekende verhalen uit de Ilias direct aan onze tijd gespiegeld worden. Vol droge, flauwe en vuige grappen delen de personages volop sneren uit aan zichzelf en ons, maar voorbij die grappen halen Hulst en Tarenskeen behoorlijk scherp uit. Ze tonen een mensbeeld vol leeg engagement, waarin zich achter een masker van plichtsgetrouwe betrokkenheid een haast snobistisch nihilisme uittekent.

Want met name in het laatste deel zit een aantal scherpe monologen. Bijvoorbeeld als Odysseus en Ajax gedesillusioneerd terugkeren van het slagveld, voor het eerst geconfronteerd met de vijand, die er tot hun schrik niet veel anders uitziet dan zijzelf. Twee armen, twee benen, een hoofd, een man bakte een brood. Dat is de ware hel, merken ze terecht op.

‘Verontwaardiging over onrecht wordt ons met de paplepel ingegoten’, zegt Achilles. Maar in plaats van zich echt te engageren, probeert hij een concept-store in army­-meubilair op touw te zetten, verzuipt Agamemnon in een Kafka-hel aan bureaucratische randvoorwaarden, wil Patroklos meer zijn dan alleen de toyboy van zijn idool en wordt er per ongeluk een Thuisbezorgd-scootertje opgeblazen.

Maar als ze dan geconfronteerd worden met de realiteit van het front, blijkt hun cynisme en nihilisme geen troost of uitweg te bieden. Uiteindelijk is de waarheid van Hulst en Tarenskeen even simpel als hard: elke generatie heeft haar eigen oorlog nodig om te ontdekken dat oorlog niet de weg is.

Foto: Sanne Peper