Arie de Mol neemt afscheid van Maastricht met een toneelbewerking van Dostojevski’s meest ambitieuze, overvolste roman. In een brutale bewerking. Die weer nieuwsgierig maakt naar een herlezing van het boek.

De grote slavist Karel van het Reve bekende ooit dat hij jarenlang tot de anti-Dostojevski-club behoorde – hij kon die boeken gewoon niet lezen. Keukenmeidenromans die tot literatuur waren verheven! En dan die gruwelijke en overbevolkte plots! De broers Karamazov spant de kroon. Het lukte mij slechts het boek te lezen (na meerdere stukgelopen pogingen) door er als het ware doorheen te springen en me op een aantal plekken naar binnen te laten zuigen. Schrijver/bewerker Erik-Ward Geerlings moet ook zoiets hebben meegemaakt. Alleen veel grondiger. En met een aantal cruciale beslissingen op zak.

Bijvoorbeeld deze: het proces tegen de vermeende moordenaar van vader Karamazov (een ruime kwart van het boek) slaat hij over, dat heeft op het toneel immers evenveel kans als een Siberische sneeuwman in de hel. Bewerking en regie besloten tot een nog verreikender ingreep, die goed uitpakt en die we bij het betreden van de zaal meteen zien in de vormgeving van Theo Tienhooven. Plaats van handeling is namelijk het sjieke bordeel van de oude Karamazov (een sterke rol van Hans Trentelman), waar de twee centrale vrouwenfiguren uit de roman, Katerina (de slimme, Jessie Wilms) en Groesjenka (de dommige, Lore Dijkman) als hoeren moeten ploeteren. In deze bewerking is daaraan een moederende hoerenmadam toegevoegd die Dostojevski nooit heeft verzonnen: Márja, gespeeld door Gitta Fleuren, die tegen het feit dat ze een verzinsel binnen een verzinsel speelt, aan het slot van de voorstelling  protesteert, wat een ongemeen geestige scène oplevert.

De jongste zoon Aljosja Karamazov (de gelovige dromer, gespeeld door Krisjan Schellingerhout) woont nog ‘thuis’. Mitja, de oudste van de broers (Martijn van der Veen) wil een concurrerende hoerentoko beginnen. Dat is zíjn manier om de vader te bestrijden en tevens de verklaring voor zijn eindeloze gedoe met geld. Ivan, de middelste broer (Freek den Hartogh) logeert soms in het bordeel maar hij wil er (zo toont ons de openingsscène) niet getraceerd worden. Hij is de ambitieuze man van het geweten, de schrijver en journalist die overal tussenin en tussenuit valt.

De bewerking is sterk, de regie is dat ook, geconcentreerd als ze is op de eindeloze kloof tussen harde realiteit en dagdromerij en ook op wat de twee bindt in dat vreemde lusthol. Zoals  Aljosja het formuleert: ‘de aardse kracht van de Karamazovs is dat ze iedereen ten gronde richten die van hen houdt’. Dat is uiteindelijk ook de oververhitte, vulkanische kern van deze stoofpot: ze zíen niet wat voor hun neus aan oorlogsgeweld groeit, als een tumor in een vitaal mensendeel. Ze zijn immers teveel gefixeerd op de ziekte van hun tijd, de materie, het tastbare, de geilheid, de drank. Krisjan Schellingerhout speelt zijn Aljosja als een verzopen ziener. De jonge acteur heeft daar een intrigerend fysiek patroon van struikelende onttakeling voor ontwikkeld dat bloedspannend is om naar te kijken en dat eindigt in het geweldige Niets van een Christus-pose die eindeloos lijkt te duren.

De scherpste ziener en observator is de bastaardbroer Smerdjakov, door Erik Koningsberger getoond met minimale middelen en maximaal effect. Hij is de gedienstige, de stille hater, de vrucht van een kort avontuur van de oude Karamazov met een stinkhoer van de straat. Deze Smerdjakov leidt de finale van de avond in, waarin alle personages als het ware een glijvlucht maken over de vertelling, een mooi, vreemd, typisch Arie-de-Mol-slot. Waarover we verder niks verklappen. Het is de apotheose waar ze zelfs in de anti-Dostojevski-club van Karel van het Reve een stevig applaus voor over zouden hebben.

Foto: Ben van Duin