Het Nationale Ballet sluit het seizoen af met Cool Britannia, met daarin werk van drie Britse choreografen, waarvan twee bekende gezichten: David Dawson (sinds begin dit jaar opnieuw verbonden aan het Nationale Ballet – van 2004 tot 2006 was hij al huischoreograaf) en Wayne McGregor. Christopher Wheeldon is de (relatieve) nieuwkomer.

Dawson opent met Empire Noir. Een stilistisch ijzersterke choreografie, mede dankzij John Otto’s gelikte Star Trek-decor. De elf dansers staan in het gelid, de armen zijlinks uitgestrekt, de ene hand omhoog, de andere omlaag, als een vleesgeworden feestslinger. Als bij een perpetuum mobile blijft de dans voortdurend in beweging, voortgedreven door de eclectische muziek van Greg Haines, nu eens onheilspelend, dan weer romantisch.

Ook de dans zelf doet denken aan een muzikale compositie. Altijd gebeurt er wel iets – al is het maar een danser die vluchtig voorbij sprint – en alles hangt met elkaar samen. Tijdens een lyrisch duet tussen Floor Eimers en Jozef Varga komen drie vrouwen, schijnbaar willekeurig, voorbij. Wanneer de derde van toneel is verdwenen, gaat Eimers met ze mee.

Iedere pose in Empire Noir is een plaatje, waarbij de weidse en scherpe bewegingen doen voorkomen alsof de dansers iedere keer met forse kracht de luchtmoleculen aan de kant moeten schuiven. Naar het einde toe verliest de choreografie helaas wel wat van zijn daadkracht, en dat terwijl dan het duet met Igone de Jongh en Vito Mazzeo nog moet komen.

Waar Empire Noir een locomotief is (Dawsons eigen vergelijking), is Concerto Concordia een loom voortkabbelend beekje. Het is moeilijk vast te stellen of het nu de jaren ‘30 muziek van Francis Poulenc (jojoënd tussen kolder, jazz en melodrama) is die de dans beperkt, of andersom. Hoe het ook zij, na de strakke dans van Dawson komen de verheven groepschoreografieën en bloemrijke duetten van Wheeldon wel heel erg gedateerd over – de wijde pijpen (in korenblauw, okergeel en magenta) helpen ook niet echt mee.

Niet dat het vervelend is om naar te kijken, het voelt alleen meer als een keurig tussendoortje, zowel voor de kijker, als voor Wheeldon zelf (die eerder dit seizoen opnieuw furore maakte met zijn moderne klassieker Cinderella). Als zelfs Anna Tsygankova (in een duet met Jozef Varga) overkomt als een welgestelde, ietwat verveelde huisvrouw, is er toch echt iets aan de hand.

Nu had Wheeldon ook wel een beetje pech, zo gesandwicht tussen twee dansdynamo’s. Wayne McGregor maakt met Chroma (uit 2006) zijn debuut bij het Nationale Ballet en ze hadden voor Cool Britannia geen betere afsluiter kunnen kiezen. We lijken beland in een gesticht vol verknipte ballerina’s (geholpen door het steriele, gewatteerde decor van John Pawson). Gehuld in slobberige nachthemden, die zelfs topdansers niet goed staan, wringen de tien dansers zich in de meest onmogelijke bochten. De bewegingen zijn dierlijk en buitenaards, goddelijk en goddeloos, en van de eerste tot de laatste minuut adembenemend.

Er is geen één danser die niet goed uit de verf komt. Nadia Yanowsky en Remi Wörtmeyer nemen revanche na hun zoete duet in Concerto Concordia. Ook Igone de Jongh bewijst met haar fragiele maar krachtige duet met Artur Shesterikov – en na La dame aux camélias – opnieuw dat 2015 echt haar jaar is. Maar het is Maia Makhateli, de gebroken ballerina, die samen met Vito Mazzeo, haar tinnen soldaatje, de show steelt.

Al even verbluffend als de dans en de dansers is de muziek van Joby Talbot, een schizofrene combinatie van verschillende composities (onder andere bewerkingen van muziek van The White Stripes) live uitgevoerd door het Balletorkest, die toch perfect op zijn plaats valt. Waar de muziek van Haines Dawson voorstuwt, Poulenc Wheeldon beperkt, trekt Talbot McGregor naar een nog hoger plan. Soms wil je als dansrecensent nog wel eens vergeten waar je het ook alweer allemaal voor doet. Chroma is waarom.