Halverwege een solo-act in een knalroze pakje met dito pruik loopt de naalddunne drag queen naar een zwarte kist in de hoek, vooraan op het podium. Zij begint zich te verkleden. Kuis met de rug naar de zaal, eerst. Maar voordat de zwarte bh met glitters omgaat, keert zij zich om en showt haar blote bovenlijf, terwijl zij haar publiek indringend aankijkt.

Wisselingen van personage, stijl en stemming als deze spelen een centrale rol in Coke, een show uit 2014 van de Duitse choreograaf en performer Arco Renz die deze week is te zien tijdens het festival Julidans in Amsterdam. Renz woont en werkt al jaren in Brussel; hij behoorde tot de eerste graduates van P.A.R.T.S., de dansopleiding die Anne Teresa De Keersmaeker in die stad begon. Renz’ groep Kobalt Works verricht sinds 2000 continu vergelijkend onderzoek naar verschillende podiumtradities, vooral die van Europa en Azië.

Coke maakte hij met zes performers uit de Filipijnen, een land waar podiumkunst vrijwel samenvalt met het industrieel geproduceerde entertainment van de voormalige koloniale overheersers, de Amerikanen. Filipino’s dansen als ze uitgaan, in clubs die een waaier aan stijlen aanbieden: drag queens naast macho dancers, mannen die dansen voor vrouwen én mannen, voor homo’s en hetero’s.

De performers in Coke vormen een afspiegeling van al die stijlen. Renz selecteerde hen uit een dertigtal kandidaten voor een workshop, die uiteindelijk ‘ontaardde’ in een show. Lyg Carrillo, de drag queen in Coke, verdient zijn geld met eigen acts in die hoedanigheid. Carlon Matobato en Ian Segarra koppelen commercieel werk aan eigen shows en onderwijs in de podiumkunsten.

Meann Espinosa werkt als actrice bij de Philippine Educational Theatre Association, het oudste, en zo’n beetje het enige instituut in het land dat theater maakt over relevante thema’s van eigen bodem. PETA heeft een eigen publiek weten op te bouwen door die thema’s te verpakken in referenties aan de iconen uit de commerciële cultuur. Wat wij verstaan onder moderne dans, heeft in de Filipijnen nog geen voedingsbodem van eigen ensembles, podia, opleidingen en liefhebbers, al begint die de laatste jaren wel te ontstaan.

Eisa Jocson is de enige van de zes die een eigen positie heeft veroverd in de westerse moderne dans. Zij was het ook die Renz introduceerde in de Filipijnen, na diens eerdere avonturen op Bali (Dreamlands, in 2003 op Julidans) en in Cambodja (Crack uit 2011). Jocson maakt shows waarin zij de Filipijnse dans- en uitgaanscultuur gebruikt als vehikel voor een edgy exploratie van seks, de seksen en hun onderlinge machtsverhouding, op een manier die wereldwijd aanslaat. Zij is een bekende verschijning op internationale avant-garde festivals, en was twee keer op Noorderzon Performing Arts Festival te zien, met Macho Dancer (2013) en Host (2015).

Tijdens het nagesprek vrijdag vertelde Renz hoe hij met deze groep Coke maakte. Niet door zelf een choreografie te schrijven, en deze door hen te laten uitvoeren. Uitgangspunt vormden de Sexbomb Dancers, zeg maar de Spice Girls van de Filipijnen. De songs en acts van deze immens populaire band, die iedere Filipino uit zijn hoofd kent, werden het materiaal voor wat Renz omschreef als ‘een proces van onderhandeling’ met zijn performers. Ieder van hen had dit persoonlijk te vertalen, begeleid door nieuwe muziek van de Belg Marc Appart.

Het resultaat is een mix van groeps- en solo-optredens, verbonden door Apparts pompende elektronische beats. Tijdens de groepsdansen tonen de performers de positieve, energieke kanten van de Filipijnse cultuur. Ze werken samen met zichtbaar plezier, in een taal waarin disco, musical en vechtsporten hand in hand gaan. De solo’s zijn langzamer en meer onderzoekend, en laten vaker de keerzijden zien. De wanhoop over de exploitatie van de Filipijnse clubdansers. Over het drugsgebruik in de clubs – ‘coke’ refereert niet alleen aan de frisdrank. Ook al hebben wij nog nooit gehoord van de Sexbomb Dancers, de vertaling van dat materiaal door Renz’ zes performers is maar al te goed te begrijpen. Hun uiteenlopende achtergronden zijn goed zichtbaar in hun bijdragen aan Coke. Segarra en Matobato zijn overduidelijk meesters over hun danslichamen.

Jocson paart superieure techniek aan een conceptueel krachtig dans-persona. Haar lange solo, voor mij het hoogtepunt van de show, laat geen uithoek onverkend van het spectrum aan emoties waar Coke de dansers en hun publiek in meesleept. Espinosa is duidelijk technisch minder onderlegd als danser. Maar zij wint onze harten op haar eigen manier. Stoer rechtop, dan weer kruipend in vertwijfeling. Vaak zet zij een beweging in om die abrupt te onderbreken – een rode draad in alle solo’s.

De laatste solo is van Lyg Carrillo: een playback van Eartha Kitt’s legendarische versie van Waray Waray, een evergreen in het Tagalog, een van de meer dominante talen van de honderdtachtig die de Filipijnen rijk zijn. Een Filipijnse song, wereldberoemd gemaakt door een politiek geëngageerde Amerikaanse zangeres van gemengde zwart-Indiaanse afkomst, die in het voorbijgaan een sneer uitdeelt aan ‘Madame’ Imelda Marcos, de roemruchte Filipijnse Evita.

Een drag queen act, kortom, with a twist. Coke laat zien welke artistieke rijkdom en politieke lading er schuilgaan in de populaire Filipijnse cultuur, en presenteert die in een taal die wereldwijd wordt begrepen. Intussen slechten Renz en zijn zes performers ook nog de muren tussen hun disciplines, tussen ‘hoge’ en ‘lage’ kunst. Zij leveren zich volledig uit aan elkaar, en weten hun publiek – althans, deze recensent – daardoor even compleet te overrompelen.

Foto: Danny Willems