Dat nooit iemand eerder op het idee is gekomen! Bij dvd-uitgaves van een film spreekt een regisseur vaak een audio-track in, in het theater is een nouveauté. Raar eigenlijk: hoeveel voorstellingen vragen niet om een kleine toelichting op het gebodene omdat de dramaturg van dienst wel heel erg diepzinnig heeft uitgepakt.

Regisseur Bush Moukarzel van het Ierse Dead Centre zegt het aan het begin van Chekhov’s First Play (hier beter bekend als Platonov) zo: ‘Tsjechovs eerste stuk is werkelijk ingewikkeld en rommelig… dus ik dacht dat door een director’s commentary toe te voegen, ik u kon uitleggen wat er gebeurt, waar het over gaat en waarom u het mooi zou moeten vinden.’

Dat hij ons eerder bij de neus dan aan de hand neemt, zouden we op dat moment al hebben kunnen afleiden uit het feit dat hij tegen een toeschouwer zegt dat zijn stoel gedurende de voorstelling wettelijk de zijne is. ‘En bezit, natuurlijk, is een van Tsjechovs belangrijkste thema’s.’ O? We krabben ons even op het achterhoofd maar vooralsnog gaan we mee in dit spannende experiment. De koptelefoontjes gaan op, er is een soundcheck, het doek kan open.

We weten snel waar we aan toe zijn: hier wordt helemaal niets geëxpliceerd, geduid of toegelicht. Net als zijn personages op de vloer ontpopt de man achter de schermen zich in onze oren als een kletszieke roddelkont, die zich voortdurend zit te ergeren aan de overacterende, tekstvergetende en foute-klemtonenleggende acteurs. ‘Het is Platónov, niet Plátonov!’

Zijn eigen tekstingrepen probeert hij aannemelijk te maken door bijvoorbeeld te zeggen dat hij kinderen op het toneel een nachtmerrie vindt en dat hij daarom Sasha zwanger laat zijn in plaats van, zoals in het origineel, een jonge moeder.

Ondertussen dolen de typische Tsjechov-personages door dit barre niemandsland, zonder houvast en richting. Ze willen maar één ding, of beter: één iemand. Platonov. Maar die schittert door afwezigheid.

Het duurt en het duurt en net als je je begint af te vragen hoe lang je dit gejeremieer nog aan moet horen, kantelt de voorstelling. En blijkt dit lange intro absoluut noodzakelijk voor de tweede helft en daarmee voor de voorstelling in haar geheel.

Er klinkt het lang verwachte pistoolschot (in zijn inleiding had Moukarzel immers al gezegd dat als er in de eerste scène een pistool te zien is…), de commentaarstem zwijgt en vanaf dat moment zijn alle ketenen gebroken. Nu gaat de theatrale werkelijkheid met de echte aan de haal. En andersom. Niets is meer wat het lijkt, en zelfs dat niet. De realistische 19de eeuwse setting van het eerste bedrijf wordt onttakeld, kostuums gaan uit, het is een totaal demasqué.

Want Platonov is gearriveerd. De katalysator. Niet gespeeld door iemand van het gezelschap maar door iemand uit het publiek. Een zwijgende aanwezigheid die zich alle projecties van de wanhopige acteurs c.q. personages moet laten welgevallen.

En zo wordt Tsjechov met een reuzezwaai naar het heden gekatapulteerd. Alle desillusies waar zijn 19de eeuwse Russische karakters mee behept zijn, krijgen een hedendaagse variant. In de puinhoop van relaties die resteert, mag Voinitsev nog één keer dat ‘Engelse folk-liedje’ zingen dat hij eerder in het Russisch zong: Nick Cave’s People ain’t no good.

Hoe waar.

En hoe ingenieus is die wanhoop, die gespletenheid der personages vormgegeven door dit Ierse gezelschap.

Foto: Jose Miguel Jimenez