Rijswijk werd voor het eerst bewoond in de Nieuwe Steentijd en viert dit jaar dat er vijftig jaar podiumkunsten vertoond worden. De schouwburg bestaat 25 jaar en werd gekozen tot het beste (2015) en meest gastvrije (2016) theater van Nederland. Het stadje viert het dubbele jubileum met de groots opgezette revue Buziau, een eerbetoon aan de gevierde vooroorlogse komiek, die een groot deel van zijn leven in Rijswijk woonde.

De beroemde anekdote over Johan Buziau is dat hij tijdens de oorlog met een portret van Luftwaffechef Hermann Göring opkwam en verzuchtte: “Ik kreeg een portret van oom Herman, maar nou weet ik niet wat ik ermee moet doen. Ophangen of tegen de muur zetten?” Datzelfde verhaal wordt ook verteld met dadaïst Kurt Schwitters in de hoofdrol.

Ook zijn grap over moffen – die warme kokers die je handen warmhouden – is apocrief. Al gelooft cabarethistoricus Wim Ibo niks van zijn reputatie als verzetskomiek. Buziau werd zoals zoveel artiesten lid van de Kultuurkamer en trok zich terug uit een revue met mogelijk anti-Duitse grappen. Toch sloten de nazi’s hem op in een gijzelaarskamp. Dat duurde niet lang, maar Buziau kwam er geknakt uit en zou nooit meer optreden. Buziau werd de kluizenaar van de Rijswijkse Geestbrugweg. Er valt nog wel wat uit te zoeken over zijn leven.

En dat terwijl hij voor de oorlog een wereldster was. In ieder geval in Europa. Zijn reputatie als koning van de revue was decennialang immens. Toon Hermans vereerde en imiteerde Buziau, en veel meer artiesten waren schatplichtig aan hem. Reden genoeg om de oude meester uit de schaduw te halen. Het Rijswijkse jubileum is daarvoor de ideale gelegenheid.

Schouwburgdirecteur Ruud Kuper trad op als producent. Hij interesseerde een trio van kwaliteit als cruciale gangmakers. Met componist/arrangeur/dirigent Koos Mark, schrijver/regisseur Fred Florusse en eindregisseur Karel de Rooij haalde hij eeuwen aan ervaring binnen. En dat zie je. De muziek is niet verrassend, maar helemaal revue en prima gespeeld door het Rijswijks Theater Orkest (26 man sterk, met maar liefst acht trompetten). Florusse timmerde een goed verhaal in elkaar waarin documentaire, spel en acts samengaan. Dankzij Karel de Rooij is de voorstelling ook een echte revue geworden met goed gedoseerde intermezzi waarin zowel profs als amateurs schitteren. De acrobaten Tobit en Jasmijn zijn duidelijk professionals, die zowel op één wiel uitblinken als uit het dak kunnen vallen.

Ook de amateurs daarnaast leveren sterke bijdragen. Er is uiteraard een showballet. Het koor en het closeharmonygroepje klinken goed. Acrobaten, acteurs en zangers laten hun kunsten zien en horen. Barbara d’Agostino is prima donna, de dames van Lintkracht 4 laten hun linten wervelen en de gymnasten van VDO Turnlust zichzelf. Buziau is met lef opgezet en met liefde en vakmanschap uitgevoerd.

Olaf Malmberg is als Buziau zowel ontregelend als kwetsbaar. Hij klunst virtuoos op een ladder, schopt met veel plezier het waterballet in het honderd en tart sopraan Lena Stallinga, die behalve veelbelovende zangmogelijkheden ook bovengemiddelde acteerkwaliteiten heeft. Als zijn witte masker met rode neus hem niet meer beschermt tegen de echte wereld, schrompelt hij in elkaar. En in Jesper Theijn heeft hij een leuke jonge evenknie. Verteller/zanger Max Douw loodst ons soepel door het verhaal heen.

Buziau is precies wat het zijn moet: een feestje voor de gemeenschap, en dan nog van een opvallend niveau. Rijswijk klapt en zingt mee. De voorstelling laat zien dat je met revue nog steeds een groot publiek een plezier kunt doen, en waarschijnlijk ook dat zo’n spektakel alleen op te zetten is met veel onbezoldigde liefhebbers. Intussen blijft Karel de Rooij zich inzetten voor deze oude kunsten, in de stichting Scala. Het (nieuwe) circus bloeit, het variété is weer te zien in Den Haag. Zo komt alles terug. Ook Buziau.