Simon, Scott, Sylvester, Giovanni: vier ideale jongemannen met wie de vertellende ik-figuur uit de voorstelling Bij jou begin ik telkens een nieuw liefdesleven wil beginnen. Bij ieder van hen moet het gloedvol en fonkelend zijn. Hoewel de ‘ik’ toegeeft dat ieder een door hem gedroomd ideaalbeeld vertegenwoordigt, nodigt hij het publiek uit zelf een volmaakte persoon in te beelden. Acteur Matthijs van de Sande Bakhuyzen staat in een ruim anderhalf uur durende solo op de bühne en deelt met de toeschouwers een bij vlagen fascinerend verhaal over inbeelding en werkelijkheid. Want de toeschouwer mag ook weer niet zo vrij zijn in zijn of haar fantasie dat er een personage ontstaat dat niets met de voorstelling vandoen heeft.

Klinkt ingewikkeld, en tot op zekere hoogte is Bij jou begin ik een complexe en vooral gelaagde voorstelling. Regisseur Charli Chung plaatst Matthijs van de Sande Bakhuyzen op een leeg toneel met achter hem slechts een reusachtig groot lichtscherm, waarop lichtende afbeeldingen worden geprojecteerd. In een loflied op de schoonheid van de natuur bijvoorbeeld zien we in time lapse versneld hoe bloemen ontluiken. Aan het slot, als het gaat over de nieuwe liefde voor Sylvester, zien we fonkelend vuurwerk. De tekst is geschreven door de Bart van den Donker, die een bijzonder talent heeft voor raadsels en omkeringen, voor Pinteriaanse open plekken en filosofische overwegingen. Meeslepend of spannend zijn de juiste woorden niet, wel is Bij jou begin ik een indrukwekkend knap denkstuk. En in Chungs regie weet hij enorme energie te genereren.

Van de Sande draagt wit T-shirt, helwitte sportsokken en een grijze broek. Hij gaat zó op in zijn spel, met zoveel intense overgave, dat hij bij de première zijn hand aan de ruwe vloer schaafde en, ondanks geronnen bloed, doorspeelde. Hij ligt languit over de grond, kruip, stuitert van energie. De tekst geeft hem een belangrijk dramatisch gegeven: hij past onophoudelijk zelfcorrectie toe. Met andere woorden: een bewering wordt meteen onderuit gehaald. Als hij op een gegeven moment gaat spreken in vergelijkingen – iedere verliefde gaat over zijn of haar aanbeden geliefde kennelijk altijd in vergelijkingen spreken – dan roept hij zichzelf tot de orde:  ‘Als je eenmaal in metaforen gaat spreken, dan is het einde zoek.’

De tekst is een zeldzaam loflied op de liefde, vooral op de volmaakte liefde. Die onbevangen puurheid is werkelijk verademend en getuigt van een idealisme dat misschien niet van deze tijd is – of juist wél. De makers hebben duidelijk een doel, dat ze de passie en het optimisme van de verliefdheid willen uitdrukken, zonder cynisme. Van de Sande Bakhuyzens slotmonoloog is van een grote bewogenheid. Hij gaat nóg dieper in op de volmaakte liefde die uiteindelijk, zo betoogt hij, slechts kan bestaan als verbeelding, als metafoor. Hiermee lijkt het of hij zijn hele eerdere monoloog ondergraaft, maar dat is slechts schijn: hij maakt het denkspel over ideale liefde die alleen in de verbeelding lijk te te bestaan, alleen maar intrigerender.

Dit is werkelijk een belangrijke voorstelling, en zo anders dan het gangbare en reguliere aanbod. Mooi detail is dat het vuurwerk dat op het lichtbeeld overweldigend verschijnt, daar te zien is dankzij de liefde voor Sylvester. En in Duitsland is Oudejaarsavond Silvesterabend. De makers leggen zelf het verband niet nadrukkelijk, maar als je het toevallig weet wordt het wel des te spannender. Madelon Kooijman deed de dramaturgie. En zo zijn er meer veelzeggende, knap-dramatische details. Ik hoop van deze nieuwe theatermakers nog vaak te horen.

Foto: Bas de Brouwer