Een relatief onbekend stuk van Herman Heijermans verwacht je niet op de speellijst van de doorgaans zo avontuurlijk ingestelde Toneelgroep Oostpool. Het gezelschap heeft echter een band met Beschuit met muisjes uit 1910. Het stuk werd al tweemaal opgevoerd door Toneelgroep Theater, de voorganger van Oostpool, en regisseur Joeri Vos, die zijn debuut in de grote zaal maakt, noemt Heijermans ‘de beste toneelschrijver die Nederland ooit gekend heeft’. Dit jaar is het bovendien honderdvijftig jaar geleden dat Heijermans werd geboren, dus redenen genoeg om deze komische tragedie aan een nieuw publiek te tonen.

Schulden en hebzucht staan centraal in Beschuit met muisjes. Vrijwel iedereen denkt alleen nog aan geld wanneer in het slechtlopende hotel Bien Aimé rijke oom Gerrit opeens overlijdt. Hij blijkt maar liefst twee miljoen gulden op zijn rekening te hebben staan en hoteleigenaar Prosper (Rick Paul van Mulligen), zijn sukkelige neef Baptiste (Roy Baltus), hun vrouwen en de rest van de familie rekenen zich rijk. Maar dan blijkt Gerrit ook een vrouw te hebben. Hoe ver is iedereen bereid te gaan?

Een tijdloos gegeven, dat Heijermans plaatste in het Amsterdam van zijn tijd, maar dat Vos om onduidelijke redenen verplaatst naar de jaren negentig, toen we nog de gulden hadden en de mobiele telefoon zijn intrede deed – wellicht om het stuk toch een nostalgisch randje mee te geven. Goede bedoelingen en historisch besef staan echter niet garant voor een goede voorstelling.

Het begint nog veelbelovend, met de gehandicapte zoon Charles (Laurens van Lottem) die zwijgend rouwkaarten schrijft terwijl het publiek de zaal vult. Maar wanneer het stuk echt begint, hier halverwege het derde toneel met de opkomst van grootmoeder, begint het te wringen. Dat zij opkomt in een scootmobiel is het niet probleem, wel de karikatuur die acteur Teun Luijkx van haar maakt.

Het blijkt de opmaat voor een avond waarbij de tekst op een enkele kleine coupure na intact blijft, maar de personages maar niet tot leven komen omdat Vos zich uitleeft in de klucht; hij vergeet het drama of vergroot het zo uit dat het volkomen ongeloofwaardig wordt. Dat de familie het eigenlijk niet zo slecht heeft, krijgen we voortdurend te zien in allerhande schranspartijen, tot vervelens toe. Het gemanoeuvreer van Groomoe om met haar scootmobiel in de lift te komen krijgt gelach uit de zaal, maar voegt niets toe, leidt eerder af van de veel subtielere grappen in Heijermans’ tekst. Ook de muzikale intermezzo’s tussen de bedrijven zijn vooral storende onderbrekingen.

Dieptepunt is het einde van het tweede bedrijf, waar de hele familie eerst overdreven aangeschoten is en daarna op slapstickachtige wijze, compleet met dito geluidseffecten, met elkaar op de vuist gaat. Faulty Towers, maar dan minder grappig. Wellicht dat Vos aan die televisieserie moest denken door de naam van Gerrits echtgenote, Pollie, want zij krijgt hier een Spaans accent (bij Heijermans praat ze gewoon plat) en dienstmeisje Charlotte is al even clichématig neergezet.

Het gevolg is dat de hele voorstelling zo subtiel is als de lompe housebeat van dochter Félicité en er na honderdvijftig minuten zonder pauze niet meer overblijft dan een voorspelbare klucht met als moraal: hebzucht kan mensen tot het uiterste drijven. Een gemiste kans, want de tekst van Heijermans is na honderd jaar onverminderd sterk.