Tussen de grote hoeveelheid boeken en andere spullen die er over de werktafel van Yara Alink en Sander Plukaard liggen verspreid staat ook een plastic meeuw. De code is duidelijk: alles wat er staat te gebeuren zal verlopen volgens de wetten van het werk van Anton Tsjechov.

In een slimme pastiche spelen de makers versies van zichzelf tijdens het repetitieproces voor de voorstelling. Het praten óver staat uiteraard centraal, terwijl handelen vrijwel achterwege blijft: in de openingsscène vuren Alink en Plukaard eindeloos Tsjechovcitaten over werk en arbeid op elkaar af terwijl ze niet uit hun stoel komen. De dynamiek tussen de twee is geestig en gemoedelijk: eigenlijk luisteren ze nauwelijks naar wat de ander zegt om maar weer de eigen visie op de werkelijkheid te kunnen geven. De snelle schakels in de tekstbehandeling creëren die specifieke sfeer van aangename doelloosheid waar de personages in Tsjechovs stukken zich ook zo graag in wentelen. De prettige onafheid van de scenografie van Marjolijn Brouwer draagt bij aan het gevoel van een soort vagevuur.

Gesprekken over de voorstelling zelf maken in het tweede bedrijf plaats voor een steekspel over ambitie, de liefde en het leven. In een hilarische monoloog legt de ongenaakbare Plukaard de twijfelende Alink op de pijnbank over haar liefdesleven, terwijl hij snel van onderwerp verandert als hem zelf de duimschroeven worden aangedraaid (over de manier waarop hij zijn droom om een Oscar én een Louis d’Or te winnen denkt te gaan verwezenlijken).

De onbestemdheid en geveinsde nonchalance van Plukaards ambitie werken passiviteit en inertie in de hand en lijken vooral uit angst voor verandering voort te komen. Als Alink in het derde bedrijf de keuze maakt om een rol in een Amerikaanse tv-serie aan te nemen, wat haar dwingt om de samenwerking met Plukaard voortijdig te beëindigen, gaat diens woede dan ook net zo goed over zijn eigen gebrek aan daadkracht als over het vermeende verraad van zijn artistieke partner. Het leidt tot een sterke slotscène waarin Plukaard beide kanten van de ruzie tussen Wanja en Serebrjakov uit Oom Wanja vertolkt, waardoor hij zijn woede en gevoelens van verraad de vrije loop kan laten én het stuk weer letterlijk terug bij Tsjechov brengt.

De persoonlijke insteek waarvoor Alink en Plukaard kiezen is zowel de kracht als de zwakte van As the World Tsjechov. De manier waarop de individuele worstelingen van de personages in de mal van de Russische auteur zijn gegoten is intelligent, maar leidt op zich niet tot nieuwe inhoudelijke inzichten, juist omdat de codes zo trouw zijn omgezet. Dan blijven de intieme gesprekken en het kleinschalige drama tussen twee bevriende theatermakers over, en hoe geestig dat ook is geschreven en hoe goed ook vertolkt, het weegt te licht om een blijvende indruk achter te laten.

Maar vermakelijk blijft het wel. Als het LCD-scherm dat middenin het decor hangt helemaal op het eind van de voorstelling pas gebruikt wordt om de verhaallijnen van Alink en Plukaard nog een absurde wending te geven, is dat zowel een hilarische overdrijving als een perfecte toepassing van het principe van het geweer van Tsjechov. Als een geestige ode aan speelse lamlendigheid is As the World Tsjechov nog wel het meest geslaagd.

Foto: Sanne Peper