Met veel effect en een aantal krachtige streken zet Florentina Holzinger in haar versie van Apollon Musagète, oorspronkelijk een samenwerking tussen Balanchine en Stravinsky uit 1928, de patriarchale orde te kakken en neemt en passant ook het bijbehorende masochistische lijden van vrouwen op de hak, zo lijkt het.

Apollon Musagète is een freakshow geworden, waarbij met name Evelyn Frantti indruk maakt met het hameren van spijkers en het steken van naalden en nietjes in allerlei delen van haar lichaam. De zes dames, verder nog Renée Copraij, Annina Lara Maria Machaz, Xana Novais en Maria Netti Nüganen, zijn heel aantrekkelijk en ongedwongen naakt. Huiver en opwinding, horror en ironie gaan samen met spierballenvertoon, even uitzinnige als malloterige kunstjes en de voor Holzinger gebruikelijke, zoet gevooisde esthetiek.

Het toneel verandert in een landschap waar verschillende handelingen plaatsvinden zonder dat er per se van een dramatische opbouw sprake is. Het ritme van de voorstelling houdt het midden tussen de kabbelende logica van een natuurfilm en de opwinding van circus en varieté. Terwijl het publiek aapjes kijkt, worden nummers opgevoerd en showtjes afgedraaid. Pijn, bloed, pies en poep – of het nu echt is of geveinsd – waar toeschouwers wegkijken of hun handen naar het hoofd slaan, lijken de performers vooral high te worden van hun toeren. Het openbreken van de achterlijke vrouwenrol uit Apollon Musagète – als muze te dingen naar de gunsten van en uitverkoren te worden door Apollo – gaat kennelijk goed samen met wat grensoverschrijdend gedrag.

Meer nog dan de draak steken met het ongebreideld mannelijk narcisme, eigen aan de oorspronkelijke Apollon Musagète, lijkt het Holzinger in deze voorstelling te doen om het masochisme van vrouwen, het passief lijden onder de onzin en ongein van de mannelijke orde. In iedere scène wordt het vrouwelijke lijden tot een genot, terwijl clichés van mannelijkheid door de dames op een ironische manier worden genoten: trainen voor een sixpack, bluffen en intimideren als een cowboy, rijden op een bronstige stier, en ach, ook het lijden van Christus passeert de revue.

De beelden, die heerlijk nonchalant worden opgebouwd, ontwikkelen vaak een sterke, visuele of picturale kracht. Stravinsky is echter door sound designer Stephan Schneider vervangen door bombastische filmmuziek en larmoyant romantisch repetoire. Kitscherig effectbejag bepaalt zo de uiteindelijke toon van veel scènes, waardoor de kracht van het beeld steeds opnieuw als een zeepbel uiteenspat.

Schaamteloosheid en nonchalance, gruwel en sexyness maken tezamen van het uitdrijven van demonen een redelijk vrolijke aangelegenheid. Dit feministisch exorcisme anno 2017 doet stukken lichter aan dan de feministische performances van de jaren ’60, ’70 en ’80. Toch is er ook een gelijkenis: onderwerping te beantwoorden met schaamteloosheid is een hele oude zet. De uitgestoken vinger kan kennelijk niet vaak genoeg herhaald worden.

Noemt het geestverruimend of de schaamte voorbij, zoals Anja Meulenbelt het formuleerde in 1976 – Holzinger laat zien dat je met enkele weerspanninge gebaren de symbolische orde relatief gemakkelijk op z’n kant zet. Haar voorstelling stelt het lijden van vrouwen daarmee in een betrekkelijk daglicht. Waarom houden die toch nog steeds vol in hun smarten? Waarom steken ze niet veel vaker de draak met hun eigen rol en eigenen ze zich niet wat makkelijker die hoegenaamd heroïsche mannenrollen toe?

De voorstelling heeft een gapend open einde, waarbij de gemompelde verwijzingen naar Flatulisme of Petomanie (de kunst van het winden laten) spreekwoordelijk zijn. De vraag waarom decennia van onbeschaamdheid en vrolijke ondermijning nog nauwelijks tot de verbetering van de positie van vrouwen hebben geleid, blijft onbeantwoord in de Apollon Musagète van Holzinger. De voorstelling blijft vooral een oefening in loslaten. De beroemde vraag Was will das Weib? behoort kennelijk ook voor Holzinger tot een volgend hoofdstuk.

Foto: Rado van Dranga