Wat is echt, wat is waan? En wordt die waan ingegeven door ziekte of een valiumverslaving? Door het verlangen iemand anders te zijn of door de hoop dat iemand anders is? Wat is de kern? Het zijn sleutelvragen in het monumentale toneelstuk Angels in America van Tony Kushner.

‘Dit stuk moet om de tien jaar in regie van iemand anders in première gaan’, zei regisseur Marcus Azzini in de Volkskrant. En hij heeft gelijk want ondanks, of misschien wel juist dankzij, alle kitch is Angels in America een tijdloze klassieker.

Het is wonderbaarlijk dat een toneeltekst die zo verankerd is in een specifieke tijd en plaats – het New York van eind jaren tachtig, de hoogtijdagen van de Reaganomics met ongekend conservatisme en een nog vrijwel onbekende ziekte die overal slachtoffers maakte – vijfentwintig jaar later nog niets aan kracht heeft ingeboet. Integendeel, Angels in America is actueler dan ooit. Weliswaar staat een hiv-diagnose niet meer gelijk aan een vrijwel zekere dood, maar homofobie, racisme en radicaal conservatief neoliberalisme en marktdenken zijn terug van nooit weggeweest. Een succesadvocaat die geld leent van zijn cliënten, dat is zeker in Nederland bijkans dagelijks nieuws. En liefde, vriendschap, ambitie, loyaliteit, ziekte en dood zijn tijdloos.

Want net zoals La traviata en La bohème niet over tuberculose gaan, gaat Angels in America niet over aids, hoe groot de rol van die ziekte in het stuk ook is. De ondertitel luidt niet voor niets Een homofantasie op nationale thema’s en hoewel de thema’s op het eerste gezicht typisch Amerikaans lijken, zijn ze vergelijkbaar met de mythes waarop Nederland is gebaseerd. Want waarin verschilt Winthrops ‘For we must consider that we shall be as a city upon a hill’ met het idee van Nederland als gidsland? Zowel joden als mormonen beschouwen zichzelf als een uitverkoren volk, maar doen calvinisten dat eigenlijk niet ook?

Welbeschouwd zit het complete epos besloten in de eerste akte, waarin we kennismaken met de joodse Louis Ironson en zijn geliefde Prior Walter, dan al ernstig ziek, de mormoonse advocaat Joe Pitt en zijn neurotische vrouw Harper en de ultrarechtse joodse advocaat Roy Cohn. Waar Joe worstelt met zijn homoseksuele gevoelens heeft Roy daar geen problemen mee, want hij is het niet. Hij is slechts een heteroseksueel die het met jongens doet. Hij gelooft in macht, letterlijk niet meer dan een telefoontje verwijderd zijn van het allerhoogste: de vrouw van de president. Louis kan de ziekte van zijn vriend ondertussen niet aan en vlucht. Net zoals Joe vlucht van zijn aan pillen verslaafde vrouw.

Beiden keren terug nadat ze kortstondig samen het bed delen, maar dan is het al te laat. Toch houden zowel Louis en Joe oprecht van respectievelijk Prior en Harper. De cruciale zin van het hele stuk is volgens Azzini dan ook: ‘Je kunt van iemand houden en toch tekortschieten.’ Wel willen, maar niet kunnen. Desnoods denkbeeldige reisagenten (Mister Lies) voor de ultieme Antarctica-reis hallucineren, of engelen, die je vanuit de totale chaos naar het licht leiden – dat alles gebeurt in Angels in America.

Waar Guy Cassiers bij de Nederlandse première in 1995 nog bijna zeven uur nodig had, deed Ivo van Hove in 2008 het in ruim vijf uur, maar Toneelgroep Oostpool breekt in 2015 snelheidsrecords: vier uur. Ja, er sneuvelden enkele scènes, maar het razendknappe is dat er nergens wordt afgeraffeld, maar dat zeer efficiënt van de ruimte gebruik wordt gemaakt. Een decor is er niet, maar dat is tegelijkertijd briljant. We zien een speelvlak met zwarte tuinaarde, ‘dust to dust’, aan beide kanten lange banken, waarop acteurs regelmatig zitten, zodat scènes met filmische snelheid elkaar afwisselen. Maar bovenal de spiegelwand waardoor het publiek, mede door de huiskamerbelichting, constant ook zichzelf praktisch op het toneel ziet. Letterlijk, want Oostpool koos nadrukkelijk voor een productie in de kleine zaal. De boodschap is duidelijk: we kijken naar een moderne variant op Elckerlyc, we zijn allemaal engelen in Amerika.

Tony Kushner suggereerde zelf nadrukkelijk duidelijk als zodanig herkenbare theatereffecten. In het prachtdecor van Theun Mosk krijgen we de overtreffende trap. Als aan het eind van het eerste deel de engel daadwerkelijk het toneel betreedt, valt een straal helder wit zand van het plafond naar beneden – vele malen effectiever dan welk lichteffect ook.

Het past in een voorstelling waarin Azzini niet uitvergroot, integendeel, hij maakt het niet alleen kleiner, maar ook netter. Wie na zijn regie van De onrendabelen hier echt viezigheid met open wonden, poep en plas op het toneel zou verwachten, komt bedrogen uit. Azzini benadrukt zeker in het eerste deel het luchtige, de soap die Angels in America ook is. Dat levert vele komische momenten op, het drama sneeuwt zo nu en dan zelfs een beetje onder. Dat is juist de kracht van deze versie waarbij de vaart doet denken aan hoe we tegenwoordig televisie kijken; de vier uren vliegen voorbij als een avondje Netflix-binge-watching.

Met het publiek constant zo dicht op de handeling ben je afhankelijk van echt goede acteurs – en die heeft Oostpool te over. Roy Baltus is een fenomenale Prior, Vincent van der Valk een verrassende Louis, terwijl Rick Paul van Mulligen enorm uitvergroot maar tegelijkertijd volkomen in controle blijft als Mister Lies en dragqueen Belize. Jacob Derwig maakt van Roy Cohn een aimabele klootzak en Teun Luijkx speelt de rol van zijn leven als Joe. Bianca van der Schoot speelt vele rollen, maar is vooral heerlijk pesterig als de geest van Ethel Rosenberg, terwijl niemand zo sardonisch een engel kan spelen als Kirsten Mulder. Dit zou al genoeg moeten zijn om naar het theater te rennen, maar voeg daarbij de adembenemende vertolking van Harper door Maria Kraakman en sterren schieten tekort.

Foto: Sanne Peper