Wat kan ik ermee? Dat is de vraag die de leden van De Warme Winkel zich stellen als ze een voorstelling willen maken over een literair of een ander historisch onderwerp. En dan gaat het los met de associaties, tot in verre uithoeken toe. In Amadeus droegen Mozart en Salieri het haakje aan om een woeste voorstelling in elkaar te zetten over autonome voorlopers tegenover carrièrebewuste netwerkers in de kunst.

Ach, die arme mensen die op de titel Amadeus afkwamen omdat ze zo van de muziek van Mozart houden, en genoten hebben van het gelijknamige toneelstuk of de film. Ze kregen een dolle rit te verstouwen waarin de klassieke componisten alleen met omwegen een rol speelden, de acteurs af en toe behoorlijk vervelend deden en de muziek bestond uit geluiden waarvan ze niet gedacht hadden dat een gitaar dat kon. Of wilde.

Wie naar De Warme Winkel gaat, moet altijd wat incasseringsvermogen meenemen. Publiekje pesten hoort er altijd bij, maar wie dat welwillend doorstaat, kan in de opgewoelde modder van alles zien blinken.

Het begint al met een min of meer nagespeeld interview over avant-gardemuziek met de filosoof Theodor Adorno. Het gesprek sterft weg in een live uitgevoerde compositie, waarin Bram Stadhouders (Tilburg, 1987) zijn gitaar als een orgel laat klinken. Ook zijn twee jaar jongere broer Jasper is een gitaarheld en improvisator, bijvoorbeeld met behulp van lepel en breekijzer. Samen zorgen ze voor muziek die aan van alles doet denken, maar niet aan Amadeus.

De Warme Winkel bestaat voor deze productie op het toneel alleen uit Vincent Rietveld. Zijn mede- en tegenspeler is Marien Jongewaard van Nieuw West. Ward Weemhof, ook van de Winkel, tekent voor de eindregie.

Na het Adorno-interview, een citaat van John Cage en een evaluatie van de film (‘mooi en irritant, té Hollywood, alleen buitenkant, maar toch boeiend’) beginnen de acteurs aan een zuigend, veel te lang interview met de musici. Vooral Rietveld komt steeds terug op de free jazz die zo weinig publiek trekt.

Daarna gaan Rietveld en Jongewaard elkaar de maat nemen. Jongewaard krijgt het stempel van avant-gardist die al het publiek van zich vervreemdt, en Rietveld dat van goedkope crowdpleaser. Het gekibbel gaat door als Jongewaard Salieri wil spelen terwijl Rietveld dat zou doen. Uiteindelijk vliegen ze elkaar aan: hun manier om het conflict tussen autonomie en publieksgerichtheid uit te vechten. Want we moeten niet vergeten dat Mozart in zijn tijd een nieuwlichter was en Salieri een gevestigde naam.

Het duurt een tijdje, maar Rietveld en Jongewaard komen wel degelijk op een tekst over de aangekondigde componisten terecht. Daar nemen ze dan weer niet het stuk van Peter Shaffer voor dat aan de basis lag van de film Amadeus, maar aan Shaffers inspiratiebron Mozart en Salieri van Poesjkin. Jongewaard spuugt een aanklacht uit tegen het bourgeoiskarakter van kunst. Op de lichtkrant verschijnen teksten uit Mozarts Singspiel Der Schauspieldirektor, dat over de ijdele zangersbusiness gaat en dat het op een hoffeest aflegde tegen een compositie van Salieri.

Met geruchten dat Mozart homosexueel was en dat Salieri Mozart vergiftigd zou hebben weet De Warme Winkel wel raad: geef ze een vinger en je weet al snel niet meer waar die ooit aan vastzat. En natuurlijk zijn Mozarts voorliefde voor poep- en piesgrappen heerlijke aanleidingen voor vet uitgesmeerd spel.

Ik weet niet of je de termen nog mag gebruiken, maar postmodern en deconstructivistisch passen goed op een voorstelling als deze. Er is geen waarheid of stellingname, of die verschuift steeds. Stukken van De Warme Winkel gaan ook altijd over theater maken, met quasi-doorkijkjes naar de voorbereiding. Ze halen alle onderdelen en aspecten die ze kunnen gebruiken los en knippen ze door elkaar heen. Het spel, want dat is het, gaat ook altijd over de wetten van het genre.

Ondanks dat en de schijnbare chaos van de voorstelling verliezen de makers de structuur niet uit het oog. Amadeus is een dramaturgische draaikolk met pesterige acteurs en een gierende post-punk soundtrack. Opvallend is verder hoe goed de broers Stadhouders ook zonder instrumenten meespelen.

De voorstelling eindigt in gitaargeweld dat via een soort van Interstellar overdrive toch weer uitmondt in … inderdaad, het Requiem van Mozart. Maar dan à la free jazzpionier Albert Ayler.

Foto: Sofie Knijff