Daar staat hij, op het podium geleid door theatermaker Marjolijn van Heemstra. Gekleed in lang gewaad, en op zijn hoofd een gigantisch leeuwenmasker. Alles staat in het teken van verhullen. Toedekken. Zwijgen. Maar dat gaat doorbroken worden. Als ik de liefde niet heb vertelt het lugubere verhaal van de vijfenveertigjarige priester Remy Jacobs, die als katholiek jongetje van zijn tiende tot zijn vijftiende is misbruikt.

Het is geen verhaal van gerechtigheid, benadrukt Jacobs als hij op den duur zijn masker heeft afgezet. ‘Ik wil geen wraak, ik wil liefde.’ Van Heemstra begrijpt dat niet. Een jaar geleden benaderde de uit Limburg afkomstige priester Van Heemstra. Hij stuurde haar een mail waarin hij beknopt uiteenzette wat hem indertijd is overkomen, en dat hij daar nu, met haar, het theater mee in wil. Om het zwijgen te doorbreken.

Hoe moeilijk is het om zo’n aangrijpend en beladen verhaal, dat zo persoonlijk is, in het theater te brengen zonder dat het door zijn zwaarte zijn doel voorbij schiet? Maar Van Heemstra en Jacobs krijgen het voor elkaar. De voorstelling kent luchtige momenten, zonder de materie teniet te doen, is bij vlagen verstikkend, en even vaak bevrijdend.

Enerzijds komt dat door Jacobs die weliswaar zijn verhaal kwijt wil, maar niet uit is op beschuldigingen. Anderzijds is dit een grote verdienste van Van Heemstra, die met haar oprecht aanstekelijk enthousiasme de boel lucht geeft, in perspectief plaatst, en menselijk boos wordt als Jacobs gelaten vertelt. Ze schakelt moeiteloos tussen spelen, vertellen en het verhaal van Jacobs in goede banen leiden. Daarmee toont ze zich een kundig en zeer geëngageerd actrice en theatermaker.

Het verhaal van Jacobs neemt ons mee naar een klein dorpje in Limburg, ruim dertig jaar geleden. Niet alleen gaat het over het toegewijde katholicisme aldaar, het verhaalt ook over bekrompenheid van dorpsgenoten, over de angst van een klein jongetje om de hand van een meisje te pakken en het moment waarop datzelfde jongetje beseft dat zijn roeping in de katholieke kerk ligt. Van Heemstra en Jacobs stralen in hun samenspel een prettig soort harmonie uit. Als Van Heemstra zijn fotoalbum pakt en hem vraagt bij elke foto wat te vertellen, wordt de sfeer onderling bijna huiselijk gezellig. De verhalen van vroeger, de eerste liefde, de toetreding tot het jeugdkoor, het werken bij de redactie van het scoutingblad, het lijkt bijna aan een coming of age verhaal van een Limburgse priester. Alleen is er dat zware besef van de feiten dat ons al vanaf het begin van de voorstelling boven het hoofd hangt.

De voorstelling, die is opgebouwd als een mis, zit vol met symboliek en allegorieën, zowel ingebracht door Jacobs als Van Heemstra. De leeuw Aslan uit Het betoverde land achter de kleerkast, het verhaal van de donkere nacht van de ziel van karmeliet Jan van het Kruis en Theresia van Ávila, de persoonlijke anekdote van de abortus van Van Heemstra, alles schept context aan het verhaal waar het eigenlijk om gaat.

Want dat komt. Ondanks dat hij zijn masker weer heeft opgezet, staat Jacobs daar kwetsbaarder dan tevoren. En hij vertelt zijn verhaal. Zonder opsmuk. Zoals hij het heeft ervaren. Over de dirigent van het jeugdkoor. De scoutingleider. Over hoe hij alleen maar de vloerbedekking kon ruiken. Die geur, dat is zijn verhaal. En een leeuwenkop maskeert daar niets aan.

Als ik de liefde niet heb is een belangrijke voorstelling, een groot verhaal dat onderdeel uit maakt van een niet te bevatten groter verhaal. Een voorstelling die de hersenen activeert, en belangrijker nog: het gevoel. Een verhaal dat bijblijft, vol chemie uitgevoerd door deze twee bijzondere mensen. Het verhaal van een priester die het zwijgen doorbreekt. Omdat zijn verhaal onderdeel is van het grote verhaal. Omdat anders, zoals Jacobs het zelf in de voorstelling verwoordt, een verweesd verhaal verdwijnt.

Foto: Leo van Velzen