Tegen wil en dank in aanraking komen met kunst, literatuur, filosofie. Het is het lot van een papierpletter die tussen boeken, bierflessen, appels en een kapotte vleugel zijn verhaal vertelt. Vijfendertig jaar plet hij in zijn kelder boeken en oud papier tot balen, maar hij redt elke dag een aantal boeken die hij mee naar huis neemt, waar hij ze leest. De komst van een nieuwe grote machine en van nieuwe arbeiders boezemt hem angst in. Het is het existentieel verzet van een man tegen de ontmenselijking in de vooruitgang, warm en ingeleefd vertolkt. Een intiem verhaal dat een intieme speellocatie verdient.

Een grote stapel boeken steunt een trapstuk. Daarop liggen ook boeken, maar staan ook veel bierflessen. De man heeft dat bier nodig, zegt hij, om zijn werk te kunnen doen. Hij drinkt regelmatig gulzig, eerst nog uit een glas, daarna uit de fles. Op een omgekeerde kapotte vleugel liggen ook boeken. Daarnaast staan in een U-vorm drie toetsenborden. Die worden bespeeld door Jorgen Cassier, die ook de muziek componeerde. Het is intieme muziek, getokkel, soms louter losse klanken, soms eventjes melodieus, muziek à la Morton Feldman. Indringend, in de sfeer van het verhaal, maar ook stuwend. Muziek en tekst gaan in een warme dialoog.

Al te luide eenzaamheid is van de Praagse schrijver Bohumil Hrabal (1914-1997) die zelf ook nog in een depot van oud papier gewerkt heeft en problemen met alcohol had. In deze surrealistische, kafkaiaanse monoloog overheerst eenzaamheid het bestaan. Het leven is een voortdurend zoeken naar iets, maar naar wat. Er rest alleen leegte. In een doordringende regie van Koen De Sutter speelt Koen van Kaam de vertellende man. Onder het boekenstof en de boekenas is hij als het ware vandaan gekropen, hij lucht zijn hart voor ons, om dan weer te verdwijnen.

‘De hemel is niet humaan, zoals de mens ook niet humaan is.’ Hij verwoordt zijn angst voor de vooruitgang. Zijn werk dreigt puur sec mechanisch werk te worden, zonder de mogelijkheid om zelf kunstzinnig te zijn, om met kunst om te gaan, zoals hij nu wel kan doen. Twee ton boeken heeft hij in zijn huis verzameld. Ze zijn geestverruimend, een drug waaraan je ten onder kunt gaan. Voor hem zijn boeken geen verslaving, maar een verrijking – en tegelijkertijd ook een bedreiging. Ze kunnen hem letterlijk vermorzelen, ze zijn het zwaard van Damocles. Hij geniet zichtbaar van de opgedane literaire en (kunst)wetenschappelijke weetjes, hij citeert schrijvers, filosofen, kunstenaars, theologen en komt steeds uit bij de existentiële essentie van de eenzaamheid, ‘beschreven door Sartre, maar nog beter door Camus’. Hij zit net als de muizen op de scène gevangen, in zichzelf, en probeert ‘niet waanzinnig te worden in die al te luide eenzaamheid’.

Koen van Kaam speelt, is de man die geklemd zit in een innerlijk gevecht, ingetogen, fluisterend en intiem. Hij schreeuwt zijn onmacht uit, glijdt dan weer terug in zichzelf. In die zin was het jammer dat we in Oostende niet alles goed konden horen, en helemaal niet goed konden zien. Zijn mimiek, zijn subtiele bewegingen, dat alles was door de afstand niet in detail te volgen. Daarvoor was de locatie veel te groot: een loods, met krakende zitjes, naast het station waar treinen op en aan denderden, de vele bijgeluiden, de opflakkerende gsm-schermpjes voor je, de opstijgende warmte… Deze intieme voorstelling hoort thuis op een intieme locatie. Dan pas kun je als toeschouwer volledig opgaan in het kwetsbare spel van Koen van Kaam en in de even fragiele muziek van Jorgen Cassier.

Al te luide eenzaamheid is terecht geselecteerd voor het Theaterfestival Vlaanderen (deze keer in Brussel) en toert nog door Vlaanderen en Nederland.

Foto: Wendy Marijnissen