Op een avond wordt een non bewusteloos in haar kloostercel gevonden. In de prullenmand ligt haar pasgeboren kind met de navelstreng om zijn nek. Een gerechtspsychiater krijgt de taak uit te zoeken wat er precies gebeurd is in de gesloten, defensieve kloostergemeenschap. Welke man was er in het spel, naast God dan? En welke rol speelt de Moeder Overste? Albert Verlinde Entertainment haalt Agnes van God, het treurige verhaal van een schijnbaar simpele, kwetsbare non uit de mottenballen.

Zo verteld lijkt Agnes van God een spannend ontrafelingsdrama, maar dat komt er niet echt van. De tekst van John Pielmeier uit 1982 is daarvoor te uitleggerig en te statisch en heeft te veel geforceerde dwarsverbanden. Psychiater Martha Barentz (Eva van de Wijdeven) moet bij haar onderzoek beroepshalve objectief zijn, maar vertelt al snel dat haar zus in het klooster is gestorven door verwaarlozing van een kwaal. Ze haat nonnen, zegt ze zelf, maar vliegt niet uit de bocht en houdt zich redelijk aan de professionele normen. Met hypnose probeert ze uiteindelijk de waarheid boven water te krijgen.

Moeder Overste Mirjam Ruth (Willeke van Ammelrooy) heeft er juist belang bij om de deksel op de doofpot te houden. Naar haar zeggen om een bijzonder, eenvoudig en beschadigd meisje (dat haar nichtje blijkt te zijn) voor verwarring te beschermen, maar uiteindelijk vooral om haar kwalijke rol in het drama te verhullen.

Agnes zelf (Noortje Herlaar) loopt zingend als een leeuwerik door het klooster; haar romantisch getoonzette Kyrie, Gloria, Credo, Sanctus en Agnus Dei maken een onderverdeling in het stuk. Ze is charmant in haar schijnbare eenvoud, maar net zoals de andere vrouwen heeft zij een flinke verdedigingsmuur opgeworpen. Haar roeping is eerder een vlucht; haar moeder mishandelde haar en de combinatie van misbruik, lijden en godsdienst heeft haar flink in de war gebracht. Zo bekeken is er best iets te zeggen voor het afschermende gedrag van de abdis.

Conflicten en belangentegenstellingen te over: de wroetende psychiater en de verdoezelende oppernon staan steeds meer als straatvechters tegenover elkaar, de geschetste gebeurtenissen zijn gruwelijk, misschien is er ook nog een verkrachting in het spel. Toch sleepten al die erge dingen me niet mee. Dat komt in de eerste plaats door het stuk: de gerechtsdienaar vertelt, met gespeelde stukjes terugblik.

Regisseuse Paula Bangels maakte van Hugo Claus’ Vrijdag een van de sterkste voorstellingen van vorig jaar: ze liet een echt mensenverhaal zien, dat ze boven het eenduidige realisme uittilde. Agnes van God is veel eendimensionaler en statischer en de tekst haalt het niet bij die van Claus. Uitgerolde lijntjes hadden veel dramatischer kunnen worden uitgewerkt; bovendien wordt er schoolser geacteerd.

Het is mooi om Willeke van Ammelrooy terug te zien nadat ze kanker heeft overleefd. In het programma werpt ze zich op als ambassadrice voor een commercieel medisch onderzoeksbureau, naast de reclame voor roddelblad Weekend. Inhoudelijk heeft dat niets met de voorstelling te maken. Ze maakt de indruk zich nog niet thuis te voelen in haar rol, maar bij vlagen zie je wat het zou kunnen worden. Als door haar keurslijf van aangeleerde beheersing en waardigheid onreligieuze woorden en gedragingen puilen, levert dat steeds een lach op in de zaal.

Eva van de Wijdeven komt te weinig los van haar vertellersrol en blijft te braaf. Haar aanvaringen met Moeder Overste hadden explosief kunnen zijn, maar worden dat niet. Het spel van Noortje Herlaar, gevonden toen de Avro op zoek ging naar Mary Poppins, is ontwapenend. In uitwerking en interactie komt het trio actrices vast nog verder. Ook in een gedateerd stuk als Agnes van God.

Foto: Roy Beusker