Stel: Adèle Bloemendaal, Conny Stuart en Jasperina de Jong staan voor het eerst van hun leven samen op een podium. Eigenlijk willen ze niet, maar een buitenlandse Rotary-club geeft ze zoveel geld dat ze niet kunnen weigeren. Deze fictieve situatie is het uitgangspunt van de musical Adèle Conny Jasperina – De grote drie, waarin de levensverhalen van de grote drie naoorlogse vrouwelijke cabaretiers met elkaar verknoopt worden en het uitgangspunt vormen voor de vertolking van hun mooiste liedjes.

De ondertitel van de musical is natuurlijk een speelse verwijzing naar die andere grote drie: Toon Hermans, Wim Sonneveld en Wim Kan, de drie toonaangevende mannelijke cabaretiers uit de naoorlogse periode. De afgelopen jaren werden er, vooral door Albert Verlinde, veel musicals gemaakt over mannelijke Nederlandse cabaretiers en kleinkunstenaars, onder wie Wim Sonneveld en Ramses Shaffy. Terecht dus dat binnen dit groeiende genre nu deze drie vrouwen in de spotlights worden gezet.

Met dit type musical wordt in het beste geval een eerbetoon gebracht aan een groot artiest en wordt het repertoire van deze artiest levend gehouden. Maar het gevaar van dit soort musicals is dat ze – in hun streven om de artiesten levensecht op het toneel te zetten – het repertoire reduceren tot historisch document of, erger nog, een vlakke parodie opvoeren. Dit gebeurde bijvoorbeeld in Alex Klaasens uitvoering van Toon Hermans in TOON, de musical. Ook in Adèle Conny Jasperina ligt dit gevaar steeds op de loer.

Ellen Pieters (Adèle), Frédérique Sluyterman van Loo (Conny) en Hanneke Drenth (Jasperina) hebben geprobeerd om de drie artiesten zo goed mogelijk te imiteren. Daar zijn ze grotendeels in geslaagd. Vooral Pieters zet een zeer overtuigende Adèle Bloemendaal neer. Ze beheerst de stem en de karakteristieke lach van Adèle perfect en ook als ze liedjes van Adèle zingt, slaagt ze erin om de liedjes opnieuw tot leven te wekken door haar eigen interpretatie te geven, terwijl ze tegelijkertijd ook geloofwaardig blijft in haar rol. Ook Van Loo weet de dictie en maniertjes van Conny Stuart zeer goed te imiteren. Drenths vertolking is helaas minder geslaagd: hoewel ze een uitstekende musicalzangeres is, heeft ze geen overtuigende Jasperina in huis.

Verder hebben de actrices soms te lijden onder het script. In de musical worden Bloemendaal, Stuart en De Jong als drie grote ego’s neergezet, die eigenlijk het liefst solo wilden, maar zich toch laten verleiden tot een samenwerking. Adèle wordt getypeerd als een uitbundige, op seks beluste en onbetrouwbare vrouw, die iedereen beledigt, te veel drinkt en plotseling wegloopt als iets haar niet bevalt. Conny Stuart is eerder haar tegenpool, de beheerste en ietwat afstandelijke grande dame. Jasperina de Jong wordt vooral getypeerd als een kille, zeer onvriendelijke vrouw.

Hoewel de scriptschrijver (Lars Boom) een gedegen studie heeft gemaakt van de persoonlijke biografieën van de drie artiesten en de spanningen in hun persoonlijkheden en carrières gebruikt om het onderlinge conflict vorm te geven, hebben de drie personages maar weinig emotionele diepgang. Het blijven typetjes, die als Koefnoen-figuren zeer overtuigend zouden zijn, maar in een serieuze musical niet helemaal overeind blijven.

Foto: Roy Beusker