Niet in gouden kostuums, maar in zwart met zilveren glitters eindigt de Nederlandse 2016-versie van A Chorus Line, een van de langstlopende musicals uit de geschiedenis van Broadway. In 2001-2002 was er een eerste Nederlandse show. Nu is er dan de tweede, geregisseerd door Martin Michel. Er zijn wel meer opmerkelijke verschillen. Zo is Edwin Jonker, als de regisseur die van de zeventien auditanten er uiteindelijk acht moet overhouden, eerder onzichtbaar dan zichtbaar op het podium. Hij geeft zijn aanwijzingen en maakt zijn dramatische keuzes – wie wel, wie niet? – vanuit de zaal, in het donker. Zijn stem klinkt door de microfoon als van een soort geheimzinnige observator.

Het is een harde wereld zonder glamour die de oorspronkelijke musical uit 1975, geregisseerd en gechoreografeerd door Michael Bennet, presenteert. De show speelt zich af op een kaal toneel met werkeloze showdansers in een off-Broadwaytheater. De dansers doen auditie voor een plek in de ‘rij’, de anonieme chorus line die eerder achtergrond is. Dus deze spelers staan niet eens op het eerste plan. De auditie lijdt tot onderlinge competitie, nauwelijks verscholen jaloezie. De dansers zijn wanhopig op zoek naar werk, dat is feitelijk de drijfveer. Het spook van werkeloosheid, van armoede en van het doelloos ‘op straat staan’, waart door het verhaal.

Om meer over de dansers te weten te komen, vraagt regisseur Zach hen naar hun beweegredenen en vooral innerlijke motivatie. Dat is in de danswereld opmerkelijk, en de methode leunt sterk aan tegen de method acting van Lee Strasberg die destijds in de mode kwam. Aanvankelijk verzetten de dansers zich ertegen, maar voor geld en werk laten ze principes varen. Danseres Val (Joke van Robbroeck) laat daar geen twijfel over bestaan: alleen met ’tieten en kont’ verwerf je aandacht in de musicalwereld. Het is een onthutsende, grimmige versie van ‘Dance: Ten; Looks: Three’. Mooi ook is de rol van Cassie (Fleur Jagt) die ooit samenwoonde met de regisseur en te goed is voor een plek in de line. Na een harde woordenwisseling geeft ze een perfecte solodans ten beste.

Het fenomeen van auditeren op wanhopige manier, met de keiharde confrontatie als iemand wordt afgewezen, is tegenwoordig gemeengoed geworden, denk maar eens aan televisieprogramma’s als Idols en The Voice of Holland. Winnaars en verliezers: dat spreekt tot de verbeelding. De keuze voor een betrekkelijk onzichtbare regisseur, zeker in de eerste acte, haalt veel van de spanning weg. Soms lijkt het of de dansers uit zichzelf het verhaal over hun leven, over hun eerste danservaringen, over hun ouders en vaak moeizaam adolescententijd vertellen, zonder drama. Wat opvalt is dat het niveau van deze nieuwste lichting dansers hoog ligt: ze dansen, acteren en zingen met verve en vaart. Soms schieten de stemmen, zeker van danseressen, te vaak de hoogte in.

In de tweede acte spettert de musical pas goed en met volle energie. De lijnen komen bij elkaar en de vertaling van Coot van Doesburgh komt tot haar recht. Het is mooi te zien dat de gesmede eenheid en het ensemblespel waar Zach naar op zoek is, bereikt wordt. De live-begeleiding door het orkest onder leiding van Alberto Klein Goldewijk is superieur, met opmerkelijk melancholieke passages voor saxofoon.  Met brille en overtuiging, strak in de maat en vernuftig spel met hoeden, gaan de dansers de laatste scène in, allemaal gelijk in gelijkend kostuum. De individualiteit is verdwenen, precies zoals een chorus line is: een rij van dansers op het achterplan.

Voor de toneelliefhebber is er veel te genieten aan deze musical, omdat de band tussen persoonlijke invalshoek en het dansen telkens opnieuw moet blijken. ‘Wat doe je als je niet meer kunt dansen?’, vraagt Zach. Het blijkt een van de moeilijkste vragen te zijn, want dans is dans, dat laat zich nauwelijks uitleggen, ook niet door de bevlogen dansers. Zo vindt deze A Chorus Line een treffende verbinding met de showwereld van nu.

Foto: Roy Beusker