Net als de toneelgezelschappen dienden de grote dansgezelschappen vóór 1 februari hun aanvragen in voor opname in de Basisinfrastructuur (BIS). In het cultuurplan van staatssecretaris Halbe Zijlstra is plaats ingeruimd voor vier gezelschappen van verschillende signatuur: een balletgezelschap (6,33 miljoen euro), een gezelschap voor moderne dans (5,92 miljoen), een gezelschap voor dans inclusief jeugddans (2,5 miljoen) en een vierde gezelschap (1,5 miljoen). Drie van deze vier plaatsen zijn al vergeven: Het Nationale Ballet krijgt subsidie als balletgezelschap, het Nederlands Danstheater als gezelschap met modern repertoire en Introdans in de categorie ‘overig inclusief jeugddans’.

Uit een rondvraag blijkt dat vijf gezelschappen de strijd aangaan om de laatste BIS-plaats: Club Guy and Roni (Groningen), Noord Nederlandse Dans (Groningen), Station Zuid (Brabant), Scapino Ballet Rotterdam en het Internationaal Danstheater. Met het oog op nationale spreiding wordt per kernpunt (de gebieden waarin de overheid het cultuurlandschap heeft opgedeeld) slechts één gezelschap toegelaten. Door bijvoorbeeld Het Nationale Ballet in de BIS op te nemen, is de toelatingskans voor Dansgroep Amsterdam nihil. Zij heeft dan ook geen aanvraag ingediend.

Scapino Ballet Rotterdam

Zelfs als de subsidieaanvraag van het Scapino Ballet Rotterdam positief wordt beoordeeld, levert het gezelschap 35 procent van het budget in ten opzichte van de huidige situatie. Aan bezuinigen valt dus niet te ontkomen. Het plan van het gezelschap is dan ook gebaseerd op ‘de komende vier jaar overeind houden, wat er is’, aldus zakelijk leider Harald Moes. Dat neemt niet weg dat het aantal producties teruggaat van vier naar drie en dat het tableau wordt ingekrompen van twintig naar dertien of veertien dansers. Dat kan via natuurlijk verloop, aangezien enkele dansers de dertig zijn gepasseerd en hun danscarrière beëindigen. Verder draagt Scapino een deel van de huisvesting over aan de andere culturele instellingen waarmee het zijn pand deelt. Ook wordt een deel van het ondersteunend personeel afgestoten.

Voorwaarde voor een plaats in de Basisinfrastructuur is, net als bij de toneelgezelschappen, ruime aandacht voor talentontwikkeling. Bij Scapino gebeurt dit in samenwerking met de Rotterdamse dansacademie Codarts. Daartoe wordt de master choreografie, die enkele jaren stil lag, nieuw leven ingeblazen. Hierbij heeft het gezelschap een hand in zowel de selectie, begeleiding als plaatsing van dansers. Behalve de  voorjaars- en najaarsproductie wordt met de studenten een derde voorstelling geproduceerd. Codarts speelt ook een rol in het opvangen van de bezuinigingen bij Scapino. Het gezelschap biedt extra stageplaatsen aan studenten van de academie om de omvang van het tableau op pijl te houden.

Club Guy and Roni

In tegenstelling tot het Scapino Ballet Rotterdam gaat het Groningse Club Guy and Roni er bij toezegging van de subsidie op vooruit. Het gezelschap heeft nu beschikking over vier ton aan overheidsgelden, maar klimt bij toelating tot de Basisinfrastructuur op naar 1,5 miljoen.

Het plan van Club Guy and Roni heet Dance and Beyond, vertelt zakelijk leider Frits Selie, want ‘Guy and Roni is méér dan dans’. Het incorporeert in de voorstellingen ook andere theaterdisciplines. Daarnaast staat het gezelschap internationaal sterk. Het produceert met buitenlandse makers en werkt veel over de grens. Behalve deze internationale binding is het gezelschap sterk verankerd in Groningen. Over het algemeen trekt Guy and Roni, naar eigen zeggen, andere toeschouwers dan het traditionele danspubliek: jongeren van 18 tot 35 jaar. De komende jaren wil het gezelschap het publieksbereik verder vergroten met een ‘ambitieus publieksparticipatieplan’.

Het gezelschap heeft een alliantie gesloten met de Stadsschouwburg Groningen, het Noord Nederlands Orkest en het Noord Nederlands Toneel, waarmee het plannen smeedt op het gebied van educatie en publieksparticipatie. Op het gebied van talentontwikkeling werkt het gezelschap samen met de dansacademie en biedt het een vierjarig programma aan dansers en choreografen. Voor ieder talent afzonderlijk wordt een programma samengesteld. Voorwaarde voor deelname is interactiviteit – het moet om meer gaan dan zelfonderzoek. Niet alleen makers maar ook toeschouwers moeten worden geactiveerd. Dat is kenmerkend aan de Guy and Roni-producties, aldus Salie.

Station Zuid

Als Station Zuid in de Basisinfrastructuur terechtkomt, stijgt de subsidie van 1,1 naar 1,5 miljoen euro. Volgens artistiek directeur Marc Vlemmix maakt Station Zuid kans omdat het van de andere aanvragers verschilt in structuur. Zij zijn gezelschappen, Station Zuid nadrukkelijk niet. Station Zuid is een overkoepelende instantie die makers bijeenbrengt, daardoor is deze instelling flexibeler.

Centraal in het plan staat de relatie tussen vraag en aanbod: Station Zuid zet in op een snelle koppeling naar de markt. Door zijn positie als danshuis speelt het niet alleen in de schouwburg, maar ook in de openbare ruimte. Station Zuid ‘brengt het theater naar het publiek’.

Op het gebied van talentontwikkeling werkt Station Zuid nauw samen met de dansacademie Tilburg. Samen organiseren zij zowel een bachelor als een master choreografie. De kennis van het danshuis en de internationale contacten dragen bij aan de kwaliteit van de opleiding. Ook heeft het Station, in tegenstelling tot de andere aanvragers, een ontwikkelingstraject voor minder jonge talenten die hun eerste stappen al hebben gezet.

Noord Nederlandse Dans

Op dit moment heeft ook Noord Nederlandse Dans (NND) minder subsidie dan de 1,5 miljoen die het binnen de Basisinfrastructuur kan bemachtigen. Nu krijgt het gezelschap tussen de 1,25 en 1,3 miljoen euro. Het NND hoopt de subsidie binnen te halen door zijn sterke positie in het Noorden en de goede beleidsstructuur.

Volgens zakelijk leider Brigitte de Goeij is het gezelschap een ‘dynamisch platform’ met drie stevige pijlers: productie, talentontwikkeling en educatie. Zo neemt het gezelschap zowel dansers als choreografen onder zijn hoede. Vijf dansers vormen samen een zogenoemde ‘studiogroep’ die voorstellingen maakt en deze op scholen opvoert. Zij krijgen tien maanden begeleiding en worden daarmee klaargestoomd voor een professionele loopbaan. Daarnaast vindt de talentontwikkeling van choreografen plaats in een ‘laddersysteem’. Zij beginnen in residentie, stromen dan door naar artistic association en worden uiteindelijk gast-choreograaf. In beide projecten wil het NND meer gaan investeren.

Van groot belang is de band met dansers en choreografen. Deze is expliciet van langere duur, zodat ook het publiek een band met hen opbouwt. Qua publieksbereik wil Noord Nederlandse Dans uitbreiden. Naast een kleine en grote productie organiseert het gezelschap jaarlijks een gala-avond dat een geheel ander publiek trekt dan de reguliere voorstellingen. Dit succes wil het gezelschap voortzetten én vergroten.

De positie van het NDD in het Noorden is uniek, zegt De Goeij. Het heeft namelijk een bijzonder goede band met alle theaters in de regio. Daar kunnen dansers en choreografen dus ook terecht. Mede daardoor staat het gezelschap met zijn aanvraag sterk in deze barre tijden van bezuiniging.