De Utrechtse Advies Commissie Cultuurnota heeft op 16 mei haar adviezen uitgebracht. Zeven aanvragen uit de theatersector kregen een negatief advies, drie instellingen een positief advies met prioriteit en veertien instellingen een positief advies.

Onder de instellingen die een negatief advies ontvingen zitten gezelschappen die al in Utrecht zijn gevestigd, maar ook aanvragen van instellingen die zich graag in Utrecht hadden willen vestigen. Uit de verschillende adviezen blijkt dat de commissie vooral het ontbreken van een heldere artistieke visie, het ontbreken van ondernemerschap, verbinding met de stad Utrecht of het ontbreken van een educatieve functie als argumenten zag om bij de volgende gezelschappen geen positief advies uit te brengen.

De commissie vindt dat ‘t Barre Land erg op zichzelf en zijn peergroup is gericht. Een ander argument voor het niet toekennen van subsidie is dat het gezelschap ‘acteertechnisch onvoldoende kwaliteit toont’. Bij De Berenkuil mist de commissie ‘een algemene visie op jeugdkunst’ en ziet ze onvoldoende redenen om De Berenkuil van subsidie te voorzien. De commissie adviseert Het Lab geen subsidie meer toe te kennen vanwege een meerjarenplan waar weinig bevlogenheid uit spreekt en dat tekortschiet in ondernemerschap. Het is de commissie niet duidelijk welke functie Het Lab wil vervullen en de commissie kan ook geen overkoepelende artistieke visie in de aanvraag ontdekken. Daarbij is het volgens de commissie onduidelijk welke plaats Het Lab zou innemen in het theaterlandschap. The Lunatics heeft een negatief advies ontvangen omdat de groep geen unieke positie meer inneemt met beeldend theater op locatie. Daarbij is de commissie niet overtuigd geraakt van de werkwijze van The Lunatics om per project met een andere gastregisseur te werken. Het werk van ThEAter EA is volgens de commissie van wisselende kwaliteit. Het ingediende plan beschouwt de commissie als goed gemotiveerd, maar te ambitieus. De motivatie van Stichting Thibaud Delpeut om zich te vestigen in Utrecht vindt de commissie weinig overtuigend. De commissie vindt de aanvraag zeer onduidelijk vanwege de band die er met Toneelgroep Amsterdam bestaat: ‘Delpeut wordt in de backoffice door Toneelgroep Amsterdam gefaciliteerd.’ De commissie ziet regisseur Lotte van den Berg van OMSK als een belangrijke maker, maar vindt dat haar plannen voor voorstellingen in de komende jaren te ‘summier zijn verwoord’. Bovendien kon de commissie niet achterhalen waarom Utrecht voor OMSK als uitvalbasis zou moeten dienen.

Drie instellingen hebben een positief advies met prioriteit gekregen. Deze instellingen hebben volgens de commissie een voorbeeldfunctie voor de rest van de sector vanwege hun expertise op het gebied van ondernemen, samenwerken en educatie.

De Utrechtse Spelen (DUS) maakt waar wat het belooft: ‘het plan weerspiegelt de functie van stadsgezelschap’. De producties van DUS vormen een goede aanvulling op het theateraanbod in Utrecht. DUS heeft een helder educatiebeleid waarin niet alleen jongeren maar ook volwassenen zijn opgenomen en is een voorbeeld op het gebied van ondernemerschap. De commissie prijst DOX om de geslaagde voorstellingen, de opgebouwde expertise en de samenwerking met interessante partners. Ook is de commissie te spreken over het talentvolgsysteem dat de groep heeft ontwikkeld en dat tot sterke voorstellingen heeft geleid. De commissie vindt dat DOX het aan de stad verplicht is om haar methodiek schriftelijk uit te werken zodat meer mensen hiervan kunnen profiteren. De plannen van Het Filiaal worden realistisch en enthousiast bevonden. Er is een serieus marketingplan ingediend, er worden diverse samenwerkingen genoemd en het educatiebeleid is goed uitgewerkt.

De instellingen die een positief advies ontvingen zijn Theatergroep Aluin (‘een meerjarenplan waaruit ambitie en daadkracht spreekt’), De Warme Winkel (‘onorthodox theater en enerverende voorstellingen’), het NUT (‘enthousiast, origineel en sprankelend’), Huis a/d Werf (de werkplaatsfunctie is van belang voor de stad Utrecht), Rood|Noot (waardering voor het ‘broedplaatsachtige karakter’), Dries Verhoeven (weet zijn projecten goed in de stad te integreren), Baukje Schweigman (is een aanvulling op het Utrechtse theaterlandschap), Spring (fusie van Springdance met Festival a/d Werf belangrijk voor de stad), Stut (‘Als één van de grondleggers van de community arts zou Stut een meer leidende rol in het debat over community arts op zich mogen nemen’), Tweetakt (een belangrijk publiek- en vakfestival dat aansluit bij jeugd en jongeren), de Stadsschouwburg (de commissie hoopt dat de schouwburg wil blijven investeren in een internationale programmering met het oog op Utrecht als culturele hoofdstad in 2018), Theater Kikker (goede inhoudelijke keuzes en een helder profiel) en het Werftheater (een podium dat de doorstroom van kleine podia naar grotere podia in stand houdt).

In een eerste reactie heeft Het Lab laten weten het advies van de adviescommissie onbegrijpelijk te vinden: ‘De tussentijdse beoordelingscommissie van de gemeente Utrecht roemde Het Lab in 2011 nog om zijn interessante voorstellingen en de overtuigende wijze waarop Het Lab een bijdrage levert aan het (inter)nationale jeugdtheaterveld.’ Het Lab verwachtte een bijdrage te kunnen leveren aan Utrecht Culturele Hoofdstad 2018. Nu gaat Het Lab op zoek naar mogelijkheden om te blijven bestaan.

In oktober neemt het Utrechtse college een besluit over de toekenning van subsidies.

 

(foto: Donkere Kamer van Dries Verhoeven foto: Julian Roder)