De arbeidsmarktverkenning van de culturele sector schetst een zorgwekkend beeld: werknemers in de cultuursector zijn vaak uit noodzaak zelfstandig geworden, leven daardoor in onzekerheid over de continuïteit van hun werk, verdienen aanzienlijk minder dan in loondienst en verdienen te weinig om te zorgen voor een arbeidsongeschiktheidsverzekering en een pensioenvoorziening. 

De arbeidsmarkt- en inkomenspositie van werkenden in de culturele sector is aanzienlijk zwakker dan die van werkenden in andere sectoren, is een van de belangrijkste conclusies van een verkenning van de Raad voor Cultuur en de Sociaal-Economische Raad. Hierin brengen zij mede op verzoek van minister Bussemaker de gevolgen van de economische crisis en de cultuurbezuinigingen in 2012 in kaart.

Het aantal zzp’ers is in de periode 2009-2013 met 20,4 procent toegenomen tot bijna 106 duizend. De gemiddelde toename van het aantal zzp’ers in de Nederlandse economie was in dezelfde periode 9,6 procent. In 2013 verdienden zzp’ers in de cultuursector gemiddeld 21.908 euro, ruim tienduizend euro minder dan het modaal bruto-inkomen in dat jaar (32.500 euro). Van deze groep verdienden acteurs in 2013 gemiddeld het meest (26.900 euro) en beeldend kunstenaars het minst (13.990 euro).

De concurrentie is groot, waardoor vaak voor zeer lage tarieven wordt gewerkt. Bovendien werken kunstenaars vaker gratis, om het eigen beroep te kunnen blijven uitoefenen en in de hoop op betaalde werkzaamheden in de toekomst.

Het aantal banen in de cultuursector is met 12,3 procent afgenomen, terwijl dit gemiddeld in Nederland 2,5 procent was. Tegelijkertijd nam het aantal tijdelijke banen toe, waardoor er een verschuiving van loondienst naar zelfstandigheid zichtbaar is.

Eind 2013 was 42 procent van de beroepsbeoefenaren in de cultuursector zelfstandig, tegen een Nederlands gemiddelde van 16 procent. Vooral kunstenaars zijn veelal zelfstandig (gemiddeld 60 procent) en er is een grote groep zelfstandigen die noodgedwongen als zzp-er aan de slag moest, omdat zij hun beroep niet (meer) in loondienst konden uitoefenen (vertalers, scenarioschrijvers, muziekdocenten).

Werkenden zijn genoodzaakt om verschillende banen te combineren om rond te komen: in de culturele sector is het aantal combinatiebanen 17 procent, tegen een landelijk gemiddelde van 7 procent in 2011. Ook valt op dat de culturele sector steeds meer op stagiairs en vrijwilligers drijft.

De verkenning is uitgevoerd door een gezamenlijke commissie van de SER en de Raad voor Cultuur onder leiding van SER-Kroonlid Evert Verhulp. De commissie heeft hiervoor gebruikgemaakt van onderzoeksgegevens en literatuur en heeft vier rondetafelgesprekken met personen en organisaties uit of betrokken bij de cultuursector gehouden.

Veel trends en knelpunten op de Nederlandse arbeidsmarkt zijn in de cultuursector uitvergroot zichtbaar. Deze verkenning is daarom niet alleen relevant voor de sector zelf, maar ook voor de economie als geheel.

Foto Voor niks Umsonst van ’t Barre Land en Comp.Marius: Raymond Mallentjer