Een indrukwekkend aantal vertegenwoordigers van de podiumkunsten reageert vandaag in een brief aan minister Bussemaker van Cultuur en de Tweede Kamer op het debat van 8 september jl. Ze schetsen hierin de contouren en overwegingen voor een andere verdeling van het budget van acht miljoen voor talentontwikkeling, waarin Cultuur-Ondernemen geen rol speelt.

De sector is blij met het extra budget, maar noemt de uitvoering problematisch. Het voorstel van de minister, een ‘rugzak’ van negenduizend euro en een coach die niet zelf gekozen is maar als een intendant functioneert, leidt volgens de schrijvers ‘geenszins tot de verlangde en diepgaande ontwikkeling.’ In het Tweede Kamerdebat stelde Bussemaker naar aanleiding van vragen en een conceptmotie van SP en D66 dat men voor een andere invulling maar met een tegenvoorstel moest komen. ‘Graag nemen we dit right to challenge op,’ openen de ondertekenaars hun brief.

Hij is ondertekend door brancheorganisaties VSCD, NAPK en VNPF, door theaters, podia, opleidingen, producenten, festivals, gezelschappen, ensembles, groepen, makers, kunstenaars, regisseurs, muzikanten, schrijvers en bemiddelaars. Ze stellen voor om met het extra budget een nieuwe ontwikkelingsregeling voor podiumkunsttalent te creëren voor aanvragen tot veertigduizend euro, ondergebracht bij het Fonds Podiumkunsten of een ander fonds of uitvoerder die de regeling innovatief kan uitvoeren. Veertigduizend euro per aanvrager is volgens hen nodig om een redelijk aantal jonge kunstenaars deel te laten nemen aan de regeling, maar ook om te waarborgen dat er adequaat kan worden gewerkt.

De procedure moet vervolgens ‘regelarm’ zijn en drie eisen stellen: aanvragen kunnen enkel worden gedaan door makers die samen met een partner indienen, alleen recent afgestudeerden of zij-instromers danwel autodidacten tot en met drie jaar na afstudeerdatum of start van hun praktijk komen in aanmerking, en coaching moet worden verbonden aan een concreet maakproces.

Een partner is volgens de schrijvers een theater- of popfestival, een producerende organisatie (productiehuis), een gezelschap, een theater of poppodium en kan ook bestaan uit een interdisciplinair samenwerkingsverband van verschillende partners, eventueel met partners uit andere domeinen. De partner functioneert als coach of bemiddelaar en brengt de kunstenaar in contact met zijn netwerk. ‘Hij verwijst het talent door naar de beste persoon die het talent op de juiste maat en in de gewenste schaal begeleidt.’ Hierbij is het essentieel dat de coaching is verbonden aan een concrete uiting, want ‘in het doen ontwikkelt zich het talent’.

Het initiatief blijft in dit voorstel bij de makers zelf, net als in het voorstel van de minister. De maker heeft in dit traject de leiding en bepaalt met wie hij wil werken en onder welke condities. De nieuwe regeling zou volgens de schrijvers een goede aanvulling bieden op de bestaande tweejarige Nieuwe Makers Regeling van het Fonds Podiumkunsten, die slechts aan enkelen plek biedt en voor veel net afgestudeerden een te zware regeling is. ‘Zij hebben ruimte en tijd (lees: weinig verplichtingen) nodig om hun handtekening uit te vinden. De enige manier waarop zij dit bereiken is door te ‘doen’. (…) Pas daarna is voor de meesten een meerjarig traject als de Nieuwe Makers Regeling zinvol.’

Als minimale investering voor talentontwikkeling vragen de schrijvers om zes ton per jaar, waarmee minimaal vijftien projecten kunnen worden gemaakt, het talent een daadwerkelijke coach, een toegewijde partner en een reëel publiek heeft en vooral budget om zijn talent te ontwikkelen, staat er in de brief. Ze stellen voor om dit budget verder te vergroten door een wegwijzer te laten vervallen en het aantal te verstrekken leningen te heroverwegen. Idealiter leidt dit tot een budget van een miljoen euro per jaar, waarmee vijfentwintig kunstenaars/initiatieven een substantiële kans krijgen.

De stemming over het voorstel van Bussemaker vindt plaats op 23 september a.s. U leest hier de brief Talentontwikkeling in de podiumkunsten kan beter – 16 september 2014, inclusief ruim zeven A4’tjes met ondertekenaars.