Sinds de bezuinigingen van 2012 wordt het gesprek over kunst gedomineerd door cijfers en beleidstermen. In de vierdelige serie ‘Onvermijdelijke gesprekken over theater en de wereld’ proberen initiatiefnemers Frascati, NRC Handelsblad, de Brakke Grond en de Boekmanstichting de relatie tussen kunst en de wereld op niet-beleidsmatige gronden te bespreken en ruimte te scheppen voor een nieuwe taal over de waarde van kunst. De eerste editie, ‘De waarde van kunst in de eenentwintigste eeuw’, vond plaats op 7 september op het Nederlands Theater Festival als onderdeel van randprogramma Nieuwe Grond.

Moderator Ann Demeester (directeur Frans Hals Museum) leidde het gesprek tussen Bas Heijne (filosoof), Eric de Vroedt (aanstaand artistiek leider van het Nationale Toneel) en Pascal Gielen (directeur expertisecentrum Arts in Society). Om het gebruik van beleidstermen te vermijden was een rode knop geïnstalleerd die bij de woorden subsidie, kunstbeleid, geld, participatie en educatie zou worden ingedrukt.

De bel bleek niet nodig: de gasten wisten hun visie op de relatie tussen kunst en maatschappij als filosofische vergezichten te verwoorden. Unaniem meenden ze dat goede kunst de actualiteit via een omweg laat zien. ‘In kunst moet de werkelijkheid worden verwerkt tot iets wat in eerste instantie het denken verandert.’ Zelfs Eric de Vroedt, initiator van de politiek geëngageerde theaterreeks Mightysociety, schetste dat voor hem politiek activisme en theater uiteindelijk twee verschillende zaken zijn. Bas Heijne beaamde De Vroedts verhaal: ‘Bewustzijnsverandering gaat altijd aan engagement vooraf. We geven om de wereld, steken onze hand uit en kunnen er net niet bij. Die ambiguïteit moet je in het theater vormgeven.’

De sprekers schetsten de verandering van een verticale (hiërarchische) samenleving waar de kunst zich nog tegen af kon zetten naar een fluïde, horizontale samenleving waarin het duidelijke afzetpunt ontbreekt. Het maatschappelijk gewicht van de kunsten neemt af – niet door de afname van publiek (zoals het aanwezige publiek inbracht), maar door een constant veranderende verhouding tussen kunst en de wereld. ‘Onze instituten hebben geen vanzelfsprekend bestaansrecht meer, omdat zij zich onvoldoende rekenschap hebben gegeven van de veranderende wereld. Zij leken hun bestaansrecht voor vanzelfsprekend aan te nemen’, betoogde Pascal Gielen, ‘en hebben te laat in de gaten gekregen dat de omgeving is veranderd en dus ook hun eigen rol zou moeten veranderen.’

De beschermende functie die de kunstinstellingen hadden is verdwenen. Heijne: ‘De beschermlaag is van de kunst weggevallen, waardoor de kunstenaars nu zichzelf moeten verdedigen. Expertise is verdacht geworden en professionele autonome waarden zijn afgebroken. De kunstinstituties hebben hun taal niet kunnen beschermen en ook geen nieuwe taal voortgebracht.’

De waarde van kunst is ‘het bieden van ruimte aan een ‘onmaat’ binnen de geldende maat. Deze onmaat toont de dominante maat en probeert deze te ontregelen. Niet consensus, maar dissensus moet een plek krijgen’, bleek uit het debat. De gasten werden het niet eens over welke de rol de (bestaande) instituten moeten vervullen bij het voorzien van deze plek. Moeten we onze instituten heruitvinden? Of is het tijd om de individuele kunstenaar zichzelf te laten verdedigen? Een definitief antwoord bleef vooralsnog uit. Een goede opmaat voor het tweede onvermijdelijke gesprek dat op 9 november in de Brakke Grond in Amsterdam plaatsvindt.

Foto: Anna van Kooij (V.l.n.r.: Pascal Gielen, Eric de Vroedt, Bas Heijne, Ann Demeester)