In de Theatermaker van oktober 2013 schreef Caspar Nieuwenhuis, artistiek directeur van Likeminds, een ingezonden brief aan minister Bussemaker als reactie op haar Staat van het Theater tijdens het Nederlands Theater Festival 2013. Nu, een jaar later, schrijft hij haar een tweede brief, waarin hij pleit voor een bestel bestaande uit twee pieren, een verwijzing naar de pieren in Brighton: de ene puur economisch met dwingende prestatie-eisen, de ander zonder enige vorm van economisch criterium.

Beste minister,

bij Brighton liggen twee Pieren in zee. De één, de beroemde Brighton-Pier, is een bonte strook met gokkasten, vreetketen, kermisattracties en pinautomaten die elke transactie met twee pond extra belasten. Geld bepaalt hier de waarde. Het is er tijdens de zomer stampvol met welgestelden die zich dik consumeren en selfies maken in de kokende middagzon. Ik ook, met mij gaat het prima. De andere, de West-Pier, ligt enige honderden meters verderop. Het is een stalen karkas, een rustpunt voor meeuwen en mensenogen met gevoel voor esthetiek. Het is een onopgesmukt icoon van vergankelijkheid. De waarde van deze ruïne is niet in geld uit te drukken. Als ik er naar kijk gaat het fantastisch met me.

Terwijl ik deze zomer het stalen karkas in de verte bewonderde, moest ik denken aan mijn vorige brief aan u. Nu precies een jaar geleden (TM en theaterkrant.nl, oktober 2013). Over het zielvretende gebrek aan reflectie in deze wereld. Over het theaterbedrijf als autistische prestatiemachine. Ik kan u vertellen, dat is niet minder geworden. Wel anders. Ik heb mensen eindelijk horen klagen over het tempo van produceren, over de versnippering van aandacht, over de overspannen focus op output en het toenemend narcisme. Het afgelopen jaar heeft bezinning een agenda gekregen. Voorstellingen, films, boeken, debatten, beleidsnotities, zelfs reclames, het is een kritische stroom geworden. De artikelen van Raad voor Cultuur-kroonlid Melle Daamen (NRC, 21 en 28 augustus 2014) staan niet op zichzelf. De sfeer is veranderd, ook in de kunstwereld. Het jagen heeft plaatsgemaakt voor de acceptatie dat een jacht kan mislukken. We durven zelfs – geheel tegen de mode in – hardop te stellen dat kunst een langzaam jachttempo heeft. Zo opent de directeur van het Nederlands Theaterfestival het seizoen met de quote ’theater is een trage kunst’. Niet om het werkveld te verontschuldigen, maar om de waarde van de kunst bespreekbaar te maken. Dat is een belangrijke verandering. Meer dan vorig jaar wordt erkend dat een allesomvattende toestand van jagen consequenties heeft voor het gemeenschappelijk welzijn. De ethiek van de jacht staat ter discussie. Daar ben ik blij om.

Ik heb mijn vorige brief aan u openbaar gemaakt, omdat ik vind dat de kunstwereld discours mist. Een lezer vroeg: “Wat wil Caspar nu van Jet?”. Nou simpel, een eerlijke, apolitieke zoektocht naar de waarde van kunst. Een discours waaruit goed beleid kan voortkomen. Decennialang was dat niet nodig, omdat kunst een essentiële waarde had. Kunst was een wapen in de strijd om de sociaal-egalitaire samenleving. Een nutsmiddel ter verheffing van het volk. Het kunstbeleid was er op ingesteld met speerpunten als diversiteit, spreiding en talentontwikkeling. Beste minister, het is een decennialang durende denkfout. Welke redenen Melle Daamen ook aandraagt, de belangrijkste reden voor het ontbreken van een constructief kunstdebat is precies deze denkfout. Waar nut en meerwaarde worden aangehaald, gaat het helemaal niet over de waarde van kunst. Het gaat over het indekken van kunstsubsidies. Over de waardering die kunst kan genereren vanuit de samenleving zodat de gemeenschapstoelage verantwoord kan worden. Waarde en waardering zijn twee verschillende kwalificaties. Waardering is te meten in kwantiteit, waarde in kwaliteit. Waardering forceert excentriek handelen, waarde is intrinsiek. Waardering bereikt een grens, waarde kent geen grenzen. Een waarderingsmodel heeft het streven om voltooid te worden en bereikt die voltooiing altijd – meestal onvoltooid. Kunstbeleid gebaseerd op een waarderingsmodel is als de nieuwe kleren van de keizer.

Beste minister, heeft u wel eens gedebatteerd over de nieuwe kleren van de keizer? Ik wel. Ik heb afgelopen seizoen niet anders gedaan. Toch strandt iedere poging in lood om oud ijzer. Keer op keer hoor ik mezelf discussiëren over de verantwoordelijkheid die een kunstenaar heeft om zijn subsidie goed te besteden. Keer op keer geef ik argumenten vanuit precies dat waarderingsmodel waarvan we allemaal weten dat het uitgehold is. Steeds opnieuw merk ik dat ik beide zijden van de medaille verdedig. In de ene discussie gooi ik knuppels in hoenderhokken: ‘mondiaal gezien is in Nederland de egalisering van de samenleving voltooid, de meritocratie is het nieuwe strijdperk, de kunstsector moet zich beter wapenen’. Andere momenten probeer ik de subsidiecynici te remmen: ‘het is nog steeds nodig om langzame processen als talentontwikkeling en emancipatie structureel te financieren en ja met subsidies, dat is namelijk een symbool van solidariteit en gemeenschapszin’. Maar is dat een discours over de waarde van de kunst? Nee. Het is een richtingenstrijd over de verantwoording van kunstsubsidies, over het nut en de meerwaarde van kunst in de samenleving. Het zijn de nieuwe kleren van de keizer, gesneden op een decennia durende denkfout. Het potsierlijke falen van het december-debat in de Stadsschouwburg Amsterdam bewijst dat. De oud-strijders van de sociaal-egalitaire samenleving stonden roeptoeterend tegenover de real-politici van de prestatiemachine. Twee zijden van hetzelfde waarderingsmodel. Oud ijzer tegenover lood. Over de waarde van kunst is niet gerept. Er mag dan een contemplatieve stroom lopen, de route naar goed beleid wordt nog altijd geblokkeerd door overjarige denkmodellen en angst voor zelf-diskwalificatie. Er mag dan meer debat zijn over kunst, het beleid wordt er niet minder troebel van. Uw brief over talentontwikkeling zit vol halve keuzes en korte-termijn-oplossingen. Sympathiek, maar desastreus. Daarom deze tweede brief.

Beste minister, ik nodig u uit om samen dieper te graven in het werk van mijn favoriete Koreaan Byung Chul Han. Misschien helpt het ons de denkfout te ontzenuwen. Han heeft een aantal glimmende passages geschreven over waarde. Hij maakt daarin (in navolging van Walter Benjamin) het onderscheid tussen cultuswaarde en expositiewaarde. In de positieve etalagesamenleving, zo noemt Han onze tijd, heeft de cultuswaarde plaatsgemaakt voor de expositiewaarde. Waar het bij de cultuswaarde gaat over ontoegankelijkheid en geheimzinnigheid, daar is de expositiewaarde dominant in een transparante wereld. En transparantie is goed en helemaal van deze tijd. Maar volgens Han is er sprake van een tentoonstellingsdwang. Transparantie is een neurose. Ik selfie, dus ik besta. Iedere Ice Bucket Challenge is daar een voorbeeld van: “Het is het menselijk gelaat als koopwaar.” Er bestaat geen waarde meer buiten of achter de zichtbare werkelijkheid. De volgspot als spiegelpaleis. Het gezicht als pornografisch speeltje. Badend in het licht is alles ‘binnenstebuiten gekeerd, onthuld, ontkleed, ontbloot en te kijk gezet. De expositiewaarde hangt vooral af van het fraaie uiterlijk. Het brengt een schoonheids- en fitnessdwang voort.” Terwijl ik naar de West-Pier in Brighton keek, spookten deze woorden door mijn hoofd. De geile hang naar schoonheid en fitness is alomtegenwoordig in de kunsten – in opleidingstrajecten, in het professionele aanbod, in de voorkeur van het publiek. De kunstsector heeft pornografische trekken gekregen. Ook daar waar het niet zou moeten. Neem nu het jaarlijkse ITs Festival voor afgestudeerd theatertalent. Dat hanteert ondertitels. Vorig jaar was dat: get discovered. Dit jaar heeft het festival de opdracht omgedraaid: ontdek de nieuwe sterren van het toneel. Over nieuwe kleren van de keizer gesproken, dit is van hetzelfde laken een pak.

Beste minister, kunst is het toneel van het onkenbare, een speelveld van geheimzinnigheid. Als toeschouwer neem je van alles waar, maar krijg je nooit voldoende. Dat is de aantrekkingskracht, de cultuswaarde zouden Benjamin en Han zeggen. De waarde van kunst huist in de productie van schaarste, de mysterieuze mengelmoes van zijn en niet-zijn. Het effect van kunst is dat het gebreken bloot legt. Aan ruimte, taal, engagement, ironie, liefde, ga zo maar door. Kunst is als heimwee: de waarde van ‘thuis’ wordt bepaald door het gebrek eraan. Ik snap dat het hels moeilijk is om daar een verantwoord beleid op te bouwen. Maar wat we nu doen met z’n allen is pappen en nathouden. Het beleid is als waterverf op nat papier, alles loopt door elkaar. Het wordt tijd voor duidelijke lijnen. Het is tijd om te kiezen. En u kunt dat. U kunt radicaal breken met het bestaande bestel. U kunt de decennia-durende denkfout ontzenuwen. Alles wat u nodig heeft is een dosis lef, takt en wat inzichten van Han.

Terug naar Brighton. Ik dacht, als u nou eens een bestel bouwt bestaande uit twee Pieren. Eén smalle en bonte strook met artistiek hoogwaardige producten in de etalages, waar geld de waarde bepaalt, een prestatie-economie waar de overvloed aan publieke vraag de kassa doet stomen, waarin competitie intrinsiek is en faillissement geen taboe. Iedereen die zich fit acht voor die survival-tocht, deze jacht naar succes, kan zich inschrijven voor een entreesubsidie waarvan meer dan de helft weer moet worden terugverdiend. Prestatie-eisen zijn op deze Brighton-Pier dwingend en puur economisch. Het speelterrein voor de kunstzinnige rendabelen, waar de expositiewaarde heerst en pornografie een must is. Alle andere kunstenaars, zij die zich niet hebben ingeschreven op de jacht, meanderen daaromheen, over de golven tot voorbij het stalen karkas in de verte. Die open vlakte moet de ruimte bieden voor onderzoek en experiment, iedere vorm van economisch criterium moet ontbreken. Geen eigen-inkomsten-quota, geen richtlijnen voor bezoekersaantallen, geen push tot output. Op deze vlakte heerst dezelfde beleidsstrategie als overheden hanteren bij het ontdekken van Antarctica: science is the currency of influence. De cultuswaarde van de kunst is de graadmeter, niet de zichtbaarheid of het sociale nut, noch de multiculturele en regionale meerwaarde. Kortom, Brighton als spiegelbeeld voor het Nederlandse kunstbeleid.

Beste minister, Melle Daamen heeft gelijk, we lopen achter, de roes van acute waardering vertroebelt ons zicht op de toekomst en daarmee ook het beleid. Dus kies en innovatie zal domineren. Kies en er komt weer ruimte voor een discours over de waarde van kunst. Kies en over tien jaar is er een meer divers, relevanter en invloedrijker kunstensector dan nu.

Caspar Nieuwenhuis

Foto: Casper Koster