Ook culturele instellingen in de Verenigde Staten voelen de gevolgen van de Europese bezuinigingen op cultuur. De New York Times kopte afgelopen woensdag: In Europe, where art is life, ax falls on public financing. Journalist Larry Rohter haalt Nederland aan als schrijnend voorbeeld van de Europese situatie.

Doordat culturele instellingen in Nederland 25 procent minder overheidssteun krijgen en de belasting op toegangskaarten stijgt, daalt het aantal producties. Ook moeten instellingen op zoek naar particuliere donateurs. De Amerikaanse cultuursector merkt dat zowel de kwantiteit als de kwaliteit van Europese producties in de VS daalt, schrijft Rohter. Zo trokken drie Europese theatergezelschappen zich al terug van het Under the Radar festival, omdat zij de reiskosten niet meer konden betalen.

Behalve Nederland zijn ook in Italië, Hongarije en Groot Brittannië de ‘culture budgets slashed’. Vooral de meer experimentele, kleinere gezelschappen worden hard getroffen. Met als gevolg: kleinere producties, optreden in minder pretentieuze theaters en een grootschalige zoektocht naar particulier geld. Of, zoals de Amsterdamse choreografe Ivana Müller het verwoordt: ‘You’ve created a different dynamic of production now and a lot of good work will disappear because it can’t sustain itself.’

De Europese overheden lijken, wat betreft de financiering voor kunst en cultuur, over te stappen naar een ‘Amerikaans model’, waarbij particulieren de kunst financieren in plaats van de overheid. Gezelschappen uit Europa kloppen aan met vragen bij culturele instellingen in de VS. Zij hebben ervaring met het werven van particulier geld, aangezien in Amerika nauwelijks sprake is van overheidssteun in de kunsten. Buiten het hengelen naar informatie, proberen Europese instelling ook daadwerkelijk financiële steun te krijgen in Amerika.