Ter gelegenheid van de opening van het ITs Festival in Amsterdam vroeg De Schaduwploeg Ramsey Nasr een toespraak te houden voor alle laatstejaars, met als uitgangspunt zijn opiniestuk over rendementsdenken dat hij vorige maand publiceerde in NRC Handelsblad. ‘Het mag voor velen een belachelijke bewering zijn, maar kunst en klassieke talen dienen een minstens zo belangrijk doel als nut en rendement tezamen: ze vormen hun noodzakelijk tegendeel.’

Eerst maar het goede nieuws: gefeliciteerd, jullie zijn geslaagd – anders stonden jullie hier niet. En dan meteen ook het slechte nieuws: vanaf vandaag zul je elke dag moeten slagen, iedere week, alle jaren, tot je sterft: de daad met het hoogste slaagpercentage. Het is gedaan met dingen uitproberen, met dagdromen, met beschermd op je bek gaan tussen vier muren, gedaan met lanterfanten. Vanaf nu heet dat gewoon: werkloos.

Dit wordt een vrolijke speech.

Vanaf nu moet je de beste zijn in je vak, je moet de mooiste rollen wegkapen, het meeste geld verdienen, belasting betalen net als iedereen – gelukkig niet zo veel, omdat je voor je werk nooit meer dan drie lolly’s betaald zult krijgen. Welkom in de minst verschrikkelijke van alle mogelijke werelden: de enige echte. Vanaf nu draait het om succes en rendement.

Deze wereld werd gevormd door, onthoud dat woord, rendementsdenken. Dat was altijd al een beetje zo, maar de laatste tijd een beetje heel erg. Kijk, kunstenaars als Vincent Van Gogh werden tijdens hun leven ook nooit echt enorm gewaardeerd – dat is nu eenmaal zo. Bij leven slaagde Van Gogh erin om welgeteld één werk te verkopen: aan zijn broer. Van Gogh werd pas leuk toen hij geld in het laatje begon te brengen – voor ons, toen hij dood was. Daar ligt ook uw toekomst: in de vluchtige herinnering aan een mooie voorstelling, en misschien in het geld dat anderen met u zullen verdienen.

Ik herhaal: dit wordt een vrolijke speech.

Rendementsdenken. Het is een woord waar ik al sinds mijn middelbare school allergisch voor ben. Ik slaagde voor mijn eindexamen aan het gymnasium met de hoogste cijfers van de school. Alle pijlen wezen naar een glorieuze academische toekomst, want met die hersenen viel geld te verdienen. Ik ging naar de toneelschool. Weg rendement.

Mijn ouders hadden het al een tijdje zien aankomen. Die dachten eerst dat ik homo was. Toen er een kunstenaar in mij bleek te schuilen, vonden ze dat ook prima. Ze hebben mij altijd gesteund in mijn keuze; ze wisten dat ik een heilloze weg zonder winst ging bewandelen, met geen enkel uitzicht en nog minder perspectief, en ze zeiden: toe maar jongen, doe jij maar toneelspelen – omdat ze zagen dat ik het kon én omdat ik er gelukkig van werd. Dat laatste vonden ze nog het belangrijkst. Ome Anton lieten ze elk jaar weer bazelen als hij op verjaardagsfeestjes stelde: ‘O ja, toneelspelen, lekker doen alsof. En waar ga je je geld mee verdienen?’

            Met jou, oom Anton. Wij gaan jou en tante Tonny uitzuigen tot jullie scheel zien. Want zo zijn we.

In wezen hebben oom Anton en tante Tonny gelijk. Wij, acteurs, dansers, mimers, regisseurs, scenografen, choreografen, wij bezitten een talent voor nutteloosheid. En daar zit niemand op te wachten. Niemand zat ooit te wachten op Hamlet, Nora, Het Zwanenmeer, Einstein on the Beach of Elektra.

Maar het is goed onze kunstzinnige oogkleppen ook even af te zetten en de situatie wat breder te trekken. De kunsten staan daarin niet alleen. Steeds meer studierichtingen worden de laatste jaren gewantrouwd: filosofie, Portugees, Grieks, Latijn, Sanskriet, zuivere wiskunde, geschiedenis, oud-Frans… Allemaal studies die op de tocht staan en wegbezuinigd dreigen te worden – over de protesten aan de UvA hoef ik hier niet te beginnen.

Grieks en Latijn hebben het wat dat betreft nog het moeilijkst. Wat hebben Elektra, Oidipoes, Medea, Dionysos, Zeus en Apollo ons in godsnaam nog te zeggen? Het klinkt misschien raar, maar er bestaat een krachtig verbond tussen de wereld van de kunst en die van de oude talen: beide dienen geen enkel praktisch doel in ons leven. Een mens functioneert prima zonder. En vandaar ook de vraag: wat moet je eigenlijk met al die opleidingen? Kunst, Latijn, Grieks… strikt genomen zijn ze overbodig – zijn wij overbodig. Bij klassieke talen is dat nog het duidelijkst. Ik bedoel, dode talen: hoe onnuttig kun je zijn? Daarom is het misschien ook niet zo erg als IS iets verderop een meer dan 5000 jaar oude stad opblaast. Ninive, Nimrud, Palmyra, van de beeldende kunst tot de stadswallen: alles kan weg, omwille van een nieuwe, betere waarheid. Soms moet je snoeien om te groeien.

Het mag voor velen een belachelijke bewering zijn, maar kunst en klassieke talen dienen een minstens zo belangrijk doel als nut en rendement tezamen: ze vormen hun noodzakelijk tegendeel. Klassieke talen bieden uitzicht op een wereld die niet langer bestaat; kunst biedt uitzicht op een wereld die nooit heeft bestaan en altijd mogelijk blijft. Latijn en Grieks lieten mij op het gymnasium kennis maken met een wereld die is weggevaagd, met goden waarin niemand nog gelooft en met talen die niet meer worden gesproken – en dat is zinnig. Het toont ons een wereld die alleen via onze verbeelding nog kan worden opgeroepen. Romans en gedichten doen hetzelfde, evenals film, theater, opera, ballet, muziek, beeldende kunst. Ze reiken ons een parallelle wereld aan, met fictieve mensen, een taal die niet langer functioneert zoals we dat gewend zijn, met nieuwe klanken, nieuwe beelden. Het maakt onze wereld groter en verwarrender.

Daarom ook is kunst zo’n geliefd slachtoffer van de strijders voor De Waarheid – net zoals ze het ideale slachtoffer vormt van de voorvechters van Het Rendement.

Zo was er eens een kabinet dat een frisse wind liet waaien door Nederland: een nieuwe lente en een nieuw geluid. Het verschroeide de kunsten en voorspelde dat privé-sponsoren vanzelf uit de geblakerde grond zouden opspruiten om zo een zelfbedruipende Hof van Eden te creëren. Vijf jaar later blijken de private sponsoren veilig onder de grond te zijn blijven zitten. Dat viel ook te verwachten in een klimaat waarbij kunstenaars door datzelfde kabinet als profiteurs en uitvreters waren neergezet – en dát klimaat bedruipt zichzelf inmiddels uitstekend.

Na de kunsten kwamen de opleidingen aan de beurt. Bewijs dat je nú, vandaag nog, van nut bent; niet overmorgen, anders gaat het mes erin.

Ik kom hier – ik zeg het toch maar even – niet om een preek voor eigen parochie te houden en makkelijk te scoren door “Leve de kunst, weg met oom Anton” te roepen. Oom Anton heeft namelijk een punt: kunst kost geld. Maar afgezien daarvan gaat het me niet zozeer om de kunst – en het zou ons allemaal niet louter om de kunst moeten gaan.

Het rendementsdenken neemt in Nederland steeds weerzinwekkender vormen aan: het doordrenkt onze hele samenleving. Een voorbeeld. Toen 700 bootvluchtelingen een paar maanden geleden verdronken op weg naar Italië, een land dat die instroom totaal niet meer aankan, zei de Italiaanse premier desondanks: ‘We praten hier niet over statistieken, maar over onze broeders en zusters’. In Nederland, dat vrijwel op slot zit en dat asielzoekers bij voorbaat als misdadigers behandelt, vergelijkt VVD-fractievoorzitter Zijlstra, u weet wel, onze grote kunstenvriend, de illegalen met Willem Holleeder, ’s lands beruchtste crimineel en een berekenende psychopaat. Zo, ja zo zijn onze manieren. Waarom dan verwonderd zijn als Nederlandse burgers deze boottragedie op de RTL Nieuws-site toejuichen met slogans als: ‘Dat scheelt weer 700 uitkeringen, maal 50 jaar. Kassa.’ Of: ‘Jammer van die 28 overlevenden, worden weer uitvreters.’

In een samenleving waar via politieke demagogie het rendement tot tovermiddel voor al uw problemen is uitgeroepen, zullen mensen die om hulp en medemenselijkheid vragen vanzelf worden beschouwd als vijanden die uit zijn op winst. Onze winst.

Nog niet zo lang geleden vormde het een Nederlands schrikbeeld om vluchtelingen niet alleen terug te sturen maar ze daarbij ook nog te bestempelen tot gewetenloze criminelen die hun straf willen ontlopen.

Rendementsdenken heeft onze geest in luttele jaren verziekt. Ik heb niks tegen geld, integendeel, maar wie zichzelf laat verblinden door de flikkering van rendement, zal de anderen in het gunstigste geval als concurrenten beschouwen, in het onpersoonlijke geval als cijfers, en in het slechtste geval als parasieten. Ongedierte.

En ook al is dit de opening van een theaterscholenfestival, ik wil daar toch even over uitweiden. Want het is in dit klimaat dat bestuursvoorzitters zoals Louise Gunning van de UvA kunnen opbloeien, die ‘haar’ universiteit beschouwde als een instrument om geld mee te verdienen en die totaal vergeten was wat de primaire functie van haar instelling is: onderwijs bieden.

Of neem Jos Nijhuis, bestuursvoorzitter van Schiphol, die een bonus ontving van 95% op een nogal riant salaris. Nijhuis verdient nu 900.000 euro per jaar en stelde onlangs unverfroren in een kranteninterview: ‘Ik vind het geen exorbitante beloning.’ Hij had toestemming voor een interview gegeven omdat hij ook wel eens zijn kant van het verhaal wilde laten horen. Volgt hier zijn kant: ‘Ik kan mijn salaris uitstekend voor mezelf verantwoorden.’ Dat hij dat salaris niet aan zichzelf maar aan ons moet verantwoorden kwam niet in hem op: vergeten. Lekker ziek in eigen land.

Daarom sta ik niet te trappelen als ik lees dat The Rotterdam School of Management dit studiejaar 1300 eerstejaars heeft verwelkomd. Nóg meer managers, nóg meer nuttige leiders.

Het schrikbeeld voor Nederland zijn niet de classici zonder werk, de subsidieslurpende kunstenaars of uitzuigende asielzoekers. Het schrikbeeld voor Nederland bestaat uit mensen die slechts leven voor economische waarde, die elke empathie hebben verloren, alleen geïnteresseerd zijn in het eigen verhaal en die louter willen denken in cijfers en getallen, in het uitgekiend besef dat je getallen kunt ontslaan zonder dat het pijn doet. Dat zijn de ware Willem Holleeders van onze samenleving.

En gaan jullie dan de wereld redden? Jonge idealistische acteurs, bevlogen theatermakers, popelende dansers – bieden jullie soms wél pasklare oplossingen? Wees eerlijk. Nope. En dat is precies de bedoeling. Kunstenaars werpen vragen op in plaats van antwoorden te bieden. Daar ligt volgens mij jullie taak: de nieuwsgierigheid naar onbekend terrein te kietelen, naar wat áchter de horizon ligt. Jullie kunnen ons misschien bevrijden van de kokerwereld van het hier en nu. Kunst kan dat zonder gebruik te maken van de verlokkingen van een hiernamaals. Kunst maakt ons immuun voor De Waarheid, die simpel, verstikkend en humorloos is. Bovendien komt kunst in opstand tegen onze gretige hang naar snel rendement.

Dus, dames en jongens, heren en meisjes, klaar met jullie opleiding, de wereld waarvan je nu deel gaat uitmaken, is niet de echte wereld, en zeker niet de enige. Het is slechts de reclamefolder. Trap er niet in. De echte wereld bestaat niet uit winst en efficiëntie, maar uit onvermogen, verlies en vergankelijkheid. De grondthema’s van elk theaterstuk, van alle tragedies en komedies. De basis van onze kunst en cultuur is Vanitas.

Om die redenen zou het rendementsdenken hardhandig uit elke vorm van onderwijs moeten worden getrapt. En om diezelfde reden – maar dat is een persoonlijke noot – zou ik ten zeerste overwegen om je stem, je lichaam en je talent nooit te lenen voor het grove geld, en geen reclame te maken. Geen schoorsteen kan roken door je eigen vuur te doven.

Ik vind het een eer om deze editie van het ITs festival te openen. Jaren geleden stond ik hier ook, afstuderend, met een zelfgeschreven monoloog, De doorspeler. Ik zal die ervaring nooit vergeten. Maar als ik nadenk over waar het voor mij begon, schiet me een andere ervaring te binnen, die ik op de middelbare school had, toen ik echt nog helemaal van niks wist. Ik zal een jaar of 15, 16 zijn geweest. Een bevlogen leraar was op het onzalige idee gekomen onze klas mee te nemen naar een hedendaagse opera. De opera heette Aquarius, van de Belgische avant-garde-componist Karel Goeyvaerts, en het stuk werd opgevoerd in de Rotterdamse stadsschouwburg. Nu ga ik iets verklappen. Belgische avant-garde-muziek en Rotterdamse pubers, dat is geen goed huwelijk. Ik was in die dagen nogal in beslag genomen door mijn eigen hormonen en dat was al ingewikkeld genoeg. Ik heb me dan ook stierlijk verveeld. Het was werkelijk niet te harden – tot de finale. Tijdens de laatste tien minuten gebeurde iets wat mij stuksloeg: een luide koorzang beëindigde de opera, meerstemmig, in hallucinante harmonieën, terwijl de zangers in gestileerde bewegingen aan het publiek voorbijtrokken. Dat moment ben ik nooit vergeten, het was verpletterend en schokkend. Het bood geen antwoord, had geen nut en het verschafte me geen enkele praktische vaardigheid. Maar voor een kort ogenblik deed het me geloven in iets waarvan ik wist dat het niet bestond. De waarde lag enkel in de ervaring, die me alles uit handen sloeg. Die ervaring verruimde mijn verbeelding met grof geweld en vergruizelde mijn Waarheid. Ik had geloofd in iets wat mij vreemd was.

Sinds de terroristische aanslagen in Europa, sinds de gruwelijke onthoofdingen en verbrandingen door IS ben ik er meer dan ooit van overtuigd geraakt dat het van levensbelang is om onszelf en anderen zaken als meerduidigheid, nuance, empathie en verbeelding bij te brengen – niet omdat dat zo nobel of chic of menslievend is, maar omdat onze maatschappij anders morgen niet meer bestaat.

Waarheid met een grote W en Rendement met een grote R vormen vandaag onze grootste bedreiging. Zij doden de verbeelding in ons.

Daarom zitten jullie hier. Het zijn juist de opleidingen met een minder directe toepassing en van ogenschijnlijk kleiner nut die onze grootste bescherming vormen tegen kortzichtigheid en fundamentalisme. Toneelscholen, rijksakademies, dansopleidingen – maar ook studies als Grieks, Latijn, filosofie, geschiedenis, Hongaars. Wat we nodig hebben is een zachtere, onpraktische samenleving.

Mochten jullie er ooit aan twijfelen: jullie hebben goed gekozen. Wat iedereen ook zegt, je moet niet altijd doen waar je het beste in bent, en doe vooral niet dat waar het geld valt te halen. Doe waar je gelukkig in bent. Doe bijvoorbeeld alsof.

En o ja, ome Anton en tante Tonny – die bestaan niet. Die heb ik speciaal voor vanavond verzonnen.

Veel succes. Welkom in de wereld.

Tot slot droeg Nasr zijn gedicht Uit nutteloze noodzaak voor.