Op 10 september opende filosoof en acteur Martijn de Rijk op het Nederlands Theater Festival het debat De Grote Generatiewissel met een prikkelende inleiding. In dit openbare debat spraken kunstenaars, critici en denkers met elkaar over de waarden van een toekomstige generatie podiumkunstenaars. De Grote Generatiewissel is het eerste openbare debat van Theatermaker en Theaterkrant.nl, deze editie in samenwerking met Nieuwe Grond.

De Rijk: ‘Ik vrees dat de solidariteit van de jonge generatie een ander soort solidariteit is, die grotendeels door eigenbelang is ingegeven. Voor velen is solidariteit nog de enige manier om theater te kunnen blijven maken. Maar misschien ben ik daar te pessimistisch over. Ik hoop dat ik daar te pessimistisch over ben.’ 

Door Martijn de Rijk

Goedemiddag,

Binnen een paar jaar zal een aantal sleutelposities in het Nederlandstalige theaterlandschap zijn ingenomen door theatermakers van een nieuwe generatie. Reden voor Anoek Nuyens en Simon van den Berg om daarover een gesprek te organiseren. Een gesprek tussen zes theaterbewoners, gemodereerd door een zevende; mensen die verschillende disciplines en verschillende generaties vertegenwoordigen.

Een van de premissen van deze namiddag stelt dat er geklaagd wordt over het gebrek aan visie en wilskracht bij die jonge generatie. Deze premisse voelt wat gechargeerd aan, maar biedt mij een aanknopingspunt om dit openingsstatement mee te beginnen. Als ik eerlijk ben heb ik met de onderwerpen generatiekloof en vadermoord en dergelijke namelijk niet zoveel affiniteit. Voor een gesprek tussen zeven mensen over hun waarden en toekomstvisies voel ik des te meer, omdat we daarin onvermijdelijk aanlopen tegen twee andere kloven – geen Freudiaans-psychologische, maar twee grote filosofische tegenstellingen, die ik eerst kort zal proberen te schetsen.

Wij leven in de wereld zoals ze is, maar hebben bij tijd en wijle ook ideeën over een wereld die beter is, de wereld zoals ze zou moeten zijn. De vraag is nu: hoe komen we van de ene wereld in de andere terecht; hoe komen we van ‘is’ naar ‘zou moeten zijn’? Is dat überhaupt mogelijk? De geschiedenis leert ons dat het tot nu toe niet of nauwelijks is gelukt, maar laat ook zien dat verbetering wel degelijk mogelijk is. Hoe hard we ook proberen een betere wereld te realiseren, er blijft altijd een kloof bestaan tussen de realiteit en het ideaal. Voor sommigen is dat een reden om nog harder te strijden, anderen kiezen ervoor om te berusten in onze tragische condition humaine.

Over beide kanten van deze kloof valt veel te zeggen. De ene kant laat ik voor zo meteen over aan onze gasten, die in gesprek zullen gaan over hun ideeën over een mogelijke wereld, over wat het theaterlandschap van de toekomst zou kunnen zijn, of zou moeten zijn. Ik positioneer mezelf voor nu aan de andere kant van die kloof – in de wereld zoals ze is – om vanaf die kant vooraf een kritische kanttekening te maken bij dat gesprek.

Als we het hebben over de wereld zoals ze – of meer toegespitst: over de mens zoals ze is – dan zien we opnieuw een grote tegenstelling opdoemen. Grofweg zijn alle ideeën over de aard van de mens die in de geschiedenis zijn ontwikkeld op te delen in twee mensbeelden, die op het eerste gezicht onverenigbaar zijn. Aan de ene kant staat een denker als Machiavelli die ervan uitgaat dat de mens primair een egoïst is: een calculerend wezen dat in essentie uit is op macht en eigenbelang. Zeker als het over politiek gaat, zo stelt Machiavelli, dan heiligt het doel de middelen. Opportunisme, bedrog en wreedheid zijn geoorloofd voor het handhaven en versterken van je eigen positie. Succes is daarbij de enige maatstaf, eventueel zelfs ten koste van moraliteit. Tegenover dit egoïstische mensbeeld staat de opvatting dat de mens in essentie een sociaal wezen is; een moreel gevoelsdier, dat in eerste instantie rekening wil houden met de behoeften en het geluk van anderen. Machiavelli’s tijdgenoot Thomas More schreef in 1516 zijn Utopia, waarin het idee vervat ligt dat een goede samenleving goede mensen maakt. Dat de mens in werkelijkheid anderen kwaad doet is volgens More niet te wijten aan zijn verderfelijke aard, maar aan een verkeerde inrichting van de maatschappij die de sociale aard van de mens corrumpeert. Pas in een maatschappij die het de mens mogelijk maakt zijn sociale aard volledig te ontplooien, is de mens vrij.

De meeste van ons zullen erkennen dat deze twee krachten – het egoïstische en het sociale – beide hun werking hebben in het menselijk gedrag. Toch voelen we ons meer op ons gemak bij de mensenvriend dan bij de machiavellist in onszelf. De machiavellist houden we liever verborgen, met de morele mensenvriend wordt graag te koop gelopen. We lopen hier opnieuw een tegenstelling tegen het lijf, de tegenstelling tussen wat we aan elkaar laten zien en wat we voor elkaar verborgen houden. Die tegenstelling vinden we ook terug in de manier waarop veel openbare plekken en publieke mechanismen zijn ingedeeld: in een voorkant en een achterkant.

Winkels, restaurants en ziekenhuizen bestaan uit een zichtbare voorkant, waar een wereld wordt gepresenteerd die goed en in orde is en die ons biedt wat wij willen: glanzende etalages, gedekte tafels en herstellende patiënten. De verborgen achterkant is de machinekamer, de plek waar alles in het werk wordt gesteld om de voorkant goed te laten draaien, maar die aan het zicht wordt onttrokken. Vaak willen we helemaal niet weten hoe dingen echt werken. We willen niet zien hoe onze kleding wordt gemaakt, hoe het zweet van koks in ons eten druppelt of hoe patiënten worden opgesneden. Dezelfde tweedeling bepaalt ook het politieke bedrijf: de openbaarheid en transparantie die in het parlement wordt nagestreefd lijkt niet te kunnen bestaan zonder het politieke gekonkel in schimmige achterkamertjes. Ook in de architectuur van deze schouwburg is eenzelfde principe werkzaam. Normaal gesproken zit u als bezoeker aan de voorkant: op rood pluche, onder een kristallen kroonluchter, terwijl enigmatische podiumkunstenaars u in het volle licht een niet bestaande wereld voorspiegelen. Nu zitten we op het toneel, aan de achterkant: planken vloeren, slordig metselwerk, verstopte toiletten, zweetlucht, alcoholisme en acteurs die elkaar de tent uitvechten. De glanzende voorkant is de plek om te dromen van een nieuwe wereld, aan de achterkant wordt je met je neus op de harde feiten gedrukt.

En zo werkt het volgens mij ook in het theater in z’n algemeenheid. Aan de voorkant willen we graag vragen opwerpen en discussies voeren over de wereld en hoe die anders moet, beter moet. Maar aan de achterkant moet alles in het werk worden gesteld om die voorkant zo goed mogelijk te laten functioneren. Omdat we voor het geld nu eenmaal afhankelijk zijn van bestaande verdelingsstructuren én omdat de hoeveelheid middelen krimpt is het zaak om aan de achterkant zo slim mogelijk te opereren. Maar dit is niets nieuws, dit is altijd zo geweest. Ik durf te stellen dat zonder dit machiavellisme het theater niet zou kunnen voortbestaan. Aan de achterkant worden plannen gesmeed en posities verdeeld, daar wordt de inhoud van subsidieaanvragen toegeschreven naar de wensen van ministeries en fondsen en wordt van makers en spelers gevraagd om voor een habbekrats te werken, secundaire arbeidsvoorwaarden op hun buik te schrijven en daar vooral dankbaar voor te zijn. Alles om de eindjes aan elkaar te kunnen knopen. Terwijl aan de voorkant mooie sier wordt gemaakt met idealen en toekomstdromen, drijft het theater op praktijken die lijnrecht ingaan tegen de aan de voorkant verkondigde idealen. Het is een paradoxale dynamiek: het machiavellisme van de achterkant is de mogelijkheidsvoorwaarde voor het idealisme aan de voorkant. De vraag is of die paradox kan worden opgeheven; zeker in een tijd waarin dezelfde hoeveelheid theatermakers gebruik wil maken van een steeds kleiner wordende hoeveelheid middelen lijkt deze paradox eerder te leiden naar een race to the bottom.

Peter Sellars stelt dat de nieuwe generatie zich niet manifesteert door confrontaties met de instituten, maar door solidariteit. Misschien heeft hij gelijk, maar het klinkt me ook wat naïef in de oren. Alsof een hele generatie ineens de calculerende egoïst in zichzelf heeft kunnen uitschakelen. Het solidariteitsideaal doet me denken aan de jaren ’70 en ’80, een tijd die qua financiering en waardering van kunst totaal anders was, waarin ‘t het politieke streven was om 1 procent van de totale overheidsbegroting in kunst te investeren. Ik vrees dat de solidariteit van de jonge generatie een ander soort solidariteit is, die grotendeels door eigenbelang is ingegeven. Voor velen is solidariteit nog de enige manier om theater te kunnen blijven maken.

Maar misschien ben ik daar te pessimistisch over. Ik hoop dat ik daar te pessimistisch over ben. Mijn punt is: als we willen nadenken over waarden in het theater en over solidariteit tussen jonge kunstenaars onderling en tussen verschillende generaties – en dat is denk ik relevant en belangrijk – vergeet dan niet dat we in het theater te maken hebben met die paradoxale voorkant-achterkantdynamiek. Vergeet niet dat idealisme in het theater niet kan bestaan zonder de calculerende egoïst in onszelf. Het is aantrekkelijk om in een gesprek over de toekomst de voorkant van jezelf te laten zien, om enthousiast en geestdriftig een nieuwe, betere wereld in te vliegen. Dat enthousiasme wordt jonge kunstenaars vaak in dank afgenomen, het is verfrissend en inspirerend en het geeft ons het gevoel dat de wereld klopt. Maar vergeet de achterkant van jezelf niet: degene die we niet te zien krijgen, die beslissingen neemt, die berekent en het eigenbelang maximaliseert. Een gesprek over waarden gaat wat mij betreft ook over de vraag hoe we onze achterkant met die waarden in overeenstemming kunnen brengen. Die achterkant hoort in de vergelijking thuis. Die zorgt ervoor dat we niet al te ver van deze wereld, van de bestaande wereld wegvliegen. Idealen formuleren met inbegrip van de machiavellist in onszelf, kan zoiets lukken? En kan dit lukken met behoud van het elan en de geestdrift van het nieuwe? Het antwoord op die vraag kan ik niet geven. Jullie misschien wel.

De waarden van een toekomstige generatie… Ik wens jullie veel succes!