Er komt geen extra geld voor het opnemen van de functie voor productiehuizen en een negende jeugdtheatergezelschap in de basisinfrastructuur (BIS). Dat schrijft minister Bussemaker van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in een brief aan de Tweede Kamer van 24 augustus jl.

Op 2 juli nam de Tweede Kamer een aantal verrassende moties aan, in een vervolg op het Tweede Kamerdebat over de Uitgangspuntennotitie Cultuurbeleid 2017-2020. Besloten werd de BIS uit te breiden met een aantal productiehuizen, een jeugdtheatergezelschap (Theatergroep Kwatta, dat in 2014 een hoger beroep tegen de Raad voor Cultuur over de afwijzing van de subsidieaanvraag voor de BIS 2013-2016 won) en het Festival Oude Muziek. Onduidelijk was nog waar de minister het geld voor deze nieuwe instellingen zou vinden. Bij de andere instellingen, blijkt nu. 

Bussemaker betaalt de productiehuizen met het budget dat was bestemd voor talentontwikkeling voor het Fonds Podiumkunsten (1,6 miljoen euro). ‘Dit betekent dat de financiering deels ten koste gaat van het door de sector en andere overheden gesteunde nieuwe beleid voor talentontwikkeling’, schrijft zij in haar brief. De Raad voor Cultuur zal de minister adviseren over de selectie van de productiehuizen, en bepaalt tevens het aantal plaatsen en de verdeling van het bedrag (maximaal 533 duizend euro per instelling).

Voor de komst van het negende jeugdtheatergezelschap komt geen extra budget. Het bestaande budget wordt in 2017-2020 dus verdeeld over negen in plaats van acht gezelschappen, terwijl de minister extra geld had vrijgemaakt om de druk op de acht jeugdtheatergezelschappen te verkleinen. Bussemaker: ‘Dit gaat daarmee ten koste van de extra financiële armslag die het jeugdtheater in het vooruitzicht was gesteld.’ Het jeugdtheater en jeugddansgezelschap in de BIS krijgen nu nog maar 10 duizend euro extra financiering in plaats van de aangekondigde 50 duizend euro.

Het budget voor het Festival Oude Muziek wordt weggehaald bij Fonds Podiumkunsten, dat 500 duizend moet inleveren. Minder festivals kunnen hierdoor rekenen op subsidie, en de subsidie zal minder zijn. ‘Dit betekent dat deze festivals minder ruimte hebben om hun belangrijke rol als platform en podium voor talentontwikkeling uit te voeren’, aldus Bussemaker.