Toneelschrijvers en nieuwe Nederlandse teksten zijn ‘hot’, maar de toneelschrijfkunst staat ook voor een aantal flinke uitdagingen. Dat zeiden Timen Jan Veenstra en Malou de Roy van Zuydewijn, jonge toneelschrijvers en oprichters van De Tekstsmederij, op 9 september in hun Staat van de Nederlandse Theatertekst, waarmee een nieuwe traditie werd gestart.

Voor het eerst in de bestaansgeschiedenis van het Nederlands Theater Festival werd er een avond volledig aan de Nederlandse toneeltekst gewijd. Hier werd tevens het Theaterteksttalent Stipendium van het Prins Bernhard Cultuurfonds uitgereikt aan Bo Tarenskeen, een beurs van 12.500 euro voor het schrijven van zijn nieuwe tekst Het Indisch perspectief (werktitel) en 22.500 euro als startbijdrage voor de productie van de daadwerkelijke voorstelling. 

De Staat van de Nederlandse Theatertekst is het resultaat van een onderzoek dat Veenstra en De Roy van Zuydewijn in samenwerking met de Universiteit Utrecht hebben verricht. Het is de eerste keer dat een onderzoek zo gedetailleerd in kaart brengt hoeveel belang er door de theatersector, de pers en het publiek aan toneelschrijvers en -teksten wordt toegekend.

Het onderzoek laat onder andere zien dat een opvallend hoog percentage toneelschrijvers na verloop van tijd niet meer actief is als toneelschrijver, of het schrijven met andere werkzaamheden combineert. Ook blijkt dat autonome schrijvers veel concurrentie ondervinden van regisserende schrijvers/schrijvende regisseurs.

Bovendien krijgen regisseurs in recensies duidelijk de meeste aandacht, terwijl voor het publiek de acteurs en het verhaal en de thematiek verreweg de belangrijkste redenen zijn om voor een bepaalde voorstelling te kiezen. Wel wil het publiek graag meer nieuwe Nederlandse toneelstukken zien.

Veenstra en De Roy van Zuydewijn wezen op de harde realiteit dat nieuwe toneelschrijvers die niet zelf willen of kunnen regisseren of spelen, geen subsidie kunnen aanvragen bij de Nieuwe Makers-regeling van het Fonds Podiumkunsten. Tegelijkertijd blijkt ook dat de subsidiepot voor het honorarium van toneelauteurs bij datzelfde fonds door de gezelschappen onderbenut blijft.

‘Koppel dit aan de mindere zichtbaarheid, de hoge uitval en kleinere kans tot het volgen van een ontwikkeltraject, en het lijkt erop dat de kaarten tegen de beginnende toneelschrijver zijn geschud.’ Creëer een nieuwe, bestendige, kwalitatieve toneelschrijfcultuur, waarmee een traditie wordt opgezet die sterker is dan afzonderlijke kunstenplannen, en breder dan enkele voorvechters, sloten ze hun Staat af. ‘Zodat we al het potentiële talent wat rondloopt kunnen benutten en we over twintig jaar dit gesprek niet nog eens hoeven te voeren.’

Lees hier de volledige Staat van de Nederlandse Theatertekst 2014

Foto Timen Jan Veenstra tijdens Staat van de Nederlandse Theatertekst: Anna van Kooij